e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

Gevonden: 3950
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
draaiorgel orgeltje: øͅrgəlkə (Doenrade) Een draaiorgel dat op de rug gedragen wordt [lier]. [N 90 (1982)] III-3-2
dracht, drachtig zijn dracht: drach (Doenrade), vol: ideosyncr.  vol (Doenrade), ww. heeft jongen op: WLD  jongə op hubbə (Doenrade) Hoe noemt u de dracht van honden, katten, konijnen etc. (kipsel) [N 83 (1981)] III-4-2
dragen dragen: drage (Doenrade) dragen [DC 02 (1932)] III-1-2
dragen, gezegd van ijs dragen: draage (Doenrade), dráágə (Doenrade), houden: ⁄t hilt (Doenrade) dragen gezegd van ijs waarop men kan lopen [lijden, helen, houden] [N 81 (1980)] III-4-4
drank drinkens: drénkus (Doenrade), drénkés (Doenrade), zuip: zūip (Doenrade) drank; Hoe noemt U: Dat wat gedronken wordt (drinken, soopje, zuip) [N 80 (1980)] III-2-3
dreef laan: laan (Doenrade, ... ), lei: Van Dale: III. lei (gew.), 2. laan, avenue.  lei (Doenrade) een weg aan met beide zijden een of meer rijen bomen (dreef, dreeft, laan,laning, lei) [N 90 (1982)] III-3-1
drenzen janken: jankə (Doenrade, ... ) op een zeurderige toon huilen [drenzen, jengelen, janken, drammen, simmen] [N 85 (1981)] || op zeurderige toon huilen [knooiachtig, dremmerig] [N 85 (1981)] III-1-4
dresseren dresseren: dręsērǝ (Doenrade) Het richten van panden en naden of het modelpersen. Men geeft hierdoor aan verschillende onderdelen v√≥√≥r het in elkaar zetten de vorm die deze voor een goede val of zit nodig hebben (Gerritse, pag. 53). [N 59, 81b; N 59, 81a] II-7
driehoek driehoek: drihōk (Doenrade) Een houten teken- en meetinstrument in de vorm van een uitgesneden driehoek met ofwel één hoek van 90o, één van 60o en één van 30o, ofwel één hoek van 90o en twee van 45o. Het is bij voorkeur gemaakt van een houtsoort die niet trekt of splintert (Gerritse, pag. 19). Zie afb. 3. [N 59, 3a; N 59, 3c] II-7
driespansevenaar dobbel warshout: dǫbǝl wē̜ǝshō ̞.t (Doenrade) Het grote, verstelbare koppelhout, waarmee een dubbel zwenghout (waaraan weer twee enkele) en een enkel zwenghout van achteren onderling verbonden worden, wanneer men drie paarden naast elkaar voor een zwaar akkerwerktuig moet spannen. Zie afb. 100. Mogelijk zijn enkele termen van toepassing op het geheel van zwenghouten voor een driespan. In de betrokken termen hieronder vertegenwoordigt het lid ''drie'' ook varianten van het type ''drij''. [JG 1b + 1d add.; N 11A, 105] I-2