e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

Gevonden: 3950
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dulden uitstaan: ōētsjtaon (Doenrade) iemand dulden in zijn nabijheid, het kunnen uithouden [luchten, uithouden, uitstaan] [N 85 (1981)] III-3-1
durfal waaghals: waaghaos (Doenrade) iemand die alles durft te doen [kadee, mannekeskneuter, durfal] [N 85 (1981)] III-1-4
durven dorren: dŏrre (Doenrade) durven [SGV (1914)] III-1-4
dutje slaapje: sjlèùpkə (Doenrade) Dut: lichte of korte slaap (dut, hazeslaap, buts, slaapje, mufs, toer). [N 84 (1981)] III-1-2
duur duur: duur (Doenrade), prijzig: priezig (Doenrade) veel kostend, hoog van prijs [duur, dier, duurkopig, duurzaam, durabel, prijzig] [N 89 (1982)] III-3-1
duwen duwen: duje (Doenrade) duwen [SGV (1914)] III-1-2
dwarsbalk balk: belk (Doenrade), biels: biels (Doenrade, ... ) de houten, stalen of gewapend betonnen dwarsbalk waarop de rails bevestigd zijn [biels, biel] [N 90 (1982)] III-3-1
dwarsdrijven vregelen: vreigele (Doenrade) dwarsdrijven [SGV (1914)] III-1-4
dwarsdrijver dwarsligger: dwèèəsjligger (Doenrade), vregelaar: vreigeler (Doenrade), warsdrijver: wêsjdriever (Doenrade), warswerker: wêsjwirker (Doenrade) dwarsdrijver [SGV (1914)] || iemand die zonder goede reden altijd tegen spreekt; die altijd anders wil dan de meerderheid [dwarserik] [N 85 (1981)] III-1-4
dwaze, onbezonnen daad foef: foef (Doenrade) een dwaze onbezonnen daad [akt, actie, kapsie] [N 85 (1981)] III-1-4