32760 |
een spade breed spitten |
een schup breed (graven):
ēn šø̜p˱ brēt (Q027p Doenrade)
|
De grond omspitten met een voor die ongeveer zo breed is als het blad van de spade. [N 11A, 148e; N 11, 65b add.]
I-1
|
32758 |
een spade diep spitten |
een schup diep (graven):
ēn šø̜p˱ dēp (Q027p Doenrade)
|
Bij normaal spitwerk wordt de grond ter diepte van één spadesteek omgewerkt. [N 11A, 148d; monogr.]
I-1
|
22385 |
een spel kaarten |
spel:
sjpel (Q027p Doenrade)
|
Een spel kaarten [stok, spel, speul]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22545 |
een tol op de hand laten draaien |
scheppen:
sjuppe (Q027p Doenrade)
|
Een tol op de hand laten draaien [scheppen, deinderen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
32754 |
een voor afhakken, afscheppen |
afsteken:
āfštę̄kǝ (Q027p Doenrade)
|
Voordat men een voor met de spade omwerkt, hakt of schept men, na eerst de mest met een riek in de voor geduwd te hebben, de bovenlaag van de harde voor af om deze aarde op de mest in de open voor te deponeren. De termen veronderstellen doorgaans de voor als object, ook als dat niet werd opgegeven. Toch kunnen ze soms - absoluut gebruikt - op de handeling zonder meer slaan (b.v. "ze zouden om de beurt spitten en (af)hakken c.q. afscheppen"). [N 11A, 149; N Q, 2b; div.; monogr.]
I-1
|
32707 |
een weide scheuren |
akkeren:
[akkeren] (Q027p Doenrade),
scheuren:
šø̄rǝ (Q027p Doenrade
[(vroeger met brabander - later met schijveneg)]
)
|
Een weide scheuren is het omploegen van weiland, vooral om het daarna als akkerland te gebruiken. Voor (delen van) varianten die hieronder in de [... [JG 1a + 1b + 1c + 1d; N 11, 42a + b + c; N 11A, 114 + 115a + b; monogr.]
I-1
|
17709 |
een wind laten |
ene laten vliegen:
ene laote vleige (Q027p Doenrade),
votsen:
votse (Q027p Doenrade)
|
wind laten [N 10c (1995)]
III-1-1
|
34332 |
een zeugennest maken |
met struu dragen:
met štrø̄ drāgǝ (Q027p Doenrade)
|
Van stro een soort nest maken voor het werpen, gezegd van de zeug. [N 76, 25; N 14, 56]
I-12
|
34542 |
eend |
eend:
ē̜nj (Q027p Doenrade)
|
[JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 18; S 49; L 1a-m; NE II, 55; Vld.; L A1, 48; monogr.]
I-12
|
22475 |
eenentwintigen (kaartspel) |
eenentwintigen:
eenentwintige (Q027p Doenrade)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|