e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

Gevonden: 3950
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een spade breed spitten een schup breed (graven): ēn šø̜p˱ brēt (Doenrade) De grond omspitten met een voor die ongeveer zo breed is als het blad van de spade. [N 11A, 148e; N 11, 65b add.] I-1
een spade diep spitten een schup diep (graven): ēn šø̜p˱ dēp (Doenrade) Bij normaal spitwerk wordt de grond ter diepte van één spadesteek omgewerkt. [N 11A, 148d; monogr.] I-1
een spel kaarten spel: sjpel (Doenrade) Een spel kaarten [stok, spel, speul]. [N 88 (1982)] III-3-2
een tol op de hand laten draaien scheppen: sjuppe (Doenrade) Een tol op de hand laten draaien [scheppen, deinderen]. [N 88 (1982)] III-3-2
een voor afhakken, afscheppen afsteken: āfštę̄kǝ (Doenrade) Voordat men een voor met de spade omwerkt, hakt of schept men, na eerst de mest met een riek in de voor geduwd te hebben, de bovenlaag van de harde voor af om deze aarde op de mest in de open voor te deponeren. De termen veronderstellen doorgaans de voor als object, ook als dat niet werd opgegeven. Toch kunnen ze soms - absoluut gebruikt - op de handeling zonder meer slaan (b.v. "ze zouden om de beurt spitten en (af)hakken c.q. afscheppen"). [N 11A, 149; N Q, 2b; div.; monogr.] I-1
een weide scheuren akkeren: [akkeren] (Doenrade), scheuren: šø̄rǝ (Doenrade  [(vroeger met brabander - later met schijveneg)]  ) Een weide scheuren is het omploegen van weiland, vooral om het daarna als akkerland te gebruiken. Voor (delen van) varianten die hieronder in de [... [JG 1a + 1b + 1c + 1d; N 11, 42a + b + c; N 11A, 114 + 115a + b; monogr.] I-1
een wind laten ene laten vliegen: ene laote vleige (Doenrade), votsen: votse (Doenrade) wind laten [N 10c (1995)] III-1-1
een zeugennest maken met struu dragen: met štrø̄ drāgǝ (Doenrade) Van stro een soort nest maken voor het werpen, gezegd van de zeug. [N 76, 25; N 14, 56] I-12
eend eend: ē̜nj (Doenrade) [JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 18; S 49; L 1a-m; NE II, 55; Vld.; L A1, 48; monogr.] I-12
eenentwintigen (kaartspel) eenentwintigen: eenentwintige (Doenrade) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2