e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

Gevonden: 3950
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fladderen fladderen: fladdere (Doenrade, ... ), fladderen (Doenrade) fladderen op gebrekkige wijze of bij korte beurten vliegen, gezegd van jonge vogels (flodderen, plodderen, plodden, vluggen, flaggeren, floddervleugelen) [N 83 (1981)] III-4-1
flanel gekeperde flanel: gǝkēpǝrdǝ flanɛl (Doenrade) Lichte en losse, weinig gevolde wollen of halfwollen stof, met een glad of gekeperd weefsel (Van Dale, pag. 774). Flanel wordt veel gebruikt voor nacht- en sportkleding. [N 62, 89a; N 59, 201; N 62, 75f; N 62, 75b; MW; monogr.] II-7
flauw flauw: flauw (Doenrade) niet zout of hartig smakend (meeps, laf, flauw, flets, fleps) [N 91 (1982)] III-2-3
flauwvallen kwalijk vallen: kaolik (Doenrade), kaolik vallə (Doenrade) Bezwijming: flauwte, onmacht (kwalijkte, kwalijkvaart, zwijm, zwijmel). [N 84 (1981)] || zwijm: In onmacht, in zwijm vallen (bezwijmen, vallen, zwijmelen, zwinden, kwalijk worden). [N 84 (1981)] III-1-2
flensje eierkoek: eiərkook (Doenrade), locht koekje: loech keuksjke (Doenrade), pannenkoekje: pannəkeukskə (Doenrade) flensje; Hoe noemt U: Een dun pannekoekje, een flensje (struifje, koekje, flensje, broedertje) [N 80 (1980)] III-2-3
flets pips: pupsj (Doenrade), vaal: vaal (Doenrade) Flets: ongezond bleek of vaal van gelaatskleur (flets, geeps, kwips, pips). [N 84 (1981)] III-1-2
flink; flinke persoon hel: hèəl (Doenrade) geneigd om flink aan te pakken, om stevig door te werken [hel, flink] [N 85 (1981)] III-1-4
fluim fluim: fluum (Doenrade) fluim [SGV (1914)] III-1-2
fluisteren smiespelen: Van Dale: smiespelen, (gew.) fluisteren, smoezelen.  sjmispele (Doenrade), sjmuuspele (Doenrade) lispelen [SGV (1914)] III-3-1
fluiten naar de duiven fluiten: fleute (Doenrade) Hoe noemt U het fluiten naar de duiven? [N 93 (1983)] III-3-2