29034 |
inzepen |
naden aanstrijken:
nø̜̄j ānstrīkǝ (L381p Echt)
|
Het gebruiken van zeep bij het gladmaken en openpersen van de naden. Volgens de informant van Q 198 wordt dit daar niet gedaan, omdat het stof dan tussen de naden blijft zitten. [N 59, 79; N 59, 186]
II-7
|
29790 |
inzetdeur |
brandmuur:
brantjmu.r (L381p Echt),
muur:
mu.r (L381p Echt)
|
De van stenen en modder vervaardigde deur waarmee de toegangspoorten werden afgesloten. [N 98, 148; monogr.]
II-8
|
29886 |
inzetten |
inzetten:
enzɛtǝ (L381p Echt)
|
De gedroogde pannen in de oven opstapelen. [monogr.]
II-8
|
29751 |
inzetter |
inzetter:
enzɛtǝr (L381p Echt)
|
De arbeider die de gedroogde pannen in de oven plaatste en ze op de juiste wijze rangschikte. In L 270 was de inzetter meestal tevens stoker. [monogr.]
II-8
|
24556 |
jeneverbes |
wacholder:
wachelder (L381p Echt)
|
jeneverbes (Juiniperus communis L.)
III-4-3
|
34399 |
jong mannelijk schaap tot ongeveer een half jaar |
jonge bok:
joŋǝ bok (L381p Echt)
|
[N 77, 4]
I-12
|
24338 |
jong van een dier |
jong:
joŋk (L381p Echt)
|
[R 12, 38; S 16; L 1a-m; L 27, 47a; monogr.]
I-11
|
34025 |
jong van een rund |
rindje:
rentǝ (L381p Echt)
|
[N 3A, 4]
I-11
|
34314 |
jong varken |
bag:
bak (L381p Echt),
baq (L381p Echt),
bax (L381p Echt),
baggen (mv.):
baqǝ (L381p Echt),
bagje:
bɛkskǝ (L381p Echt)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
34398 |
jong vrouwelijk schaap tot ongeveer een half jaar |
germ:
germ (L381p Echt)
|
[N 77, 5]
I-12
|