25147 |
hard waaien |
boosten:
booste (L290a Egchel),
hel waaien:
hēl weije (L290a Egchel)
|
hard waaien [boezen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
33684 |
harde, lastige grond |
wrede grond:
vrejǝ groŋk (L290a Egchel)
|
Harde, zware grond die moeilijk te bewerken is. [N 27, 33; R 3, 6; A 10, 4; monogr.]
I-8
|
33386 |
haverkist, hakselkist |
hakselkist:
hɛksǝlkes (L290a Egchel),
haverkist:
[haver]kes(t) (L290a Egchel)
|
De kist of bak waarin men het droge voer, tegenwoordig de haver, voor het paard bewaart. Deze kist staat meestal in de voergang in de paardestal. Vroeger werden er vooral ook haksel, soms zemelen, geplette haver, kaf of melasse in bewaard. De kist kan door een tussenwand verdeeld zijn. In het ene vak bewaart men dan meestal haver, in het andere iets anders. Soms zijn er meer dan twee vakken. Achter in het lemma staan enkele benamingen bijeen voor dit tussenschot. In het lemma wordt achter de codecijfers zoveel mogelijk met een cijfer vermeld in hoeveel delen de kist verdeeld was en wat er nog meer in bewaard werd dan de in het eerste lid van de woordtypen genoemde voedselsoort. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (haver) het lemma "haver" in aflevering I.4, nr 1.2.5 [N 5A, 59c en 72b; JG 1a en 1b; monogr.]
I-6
|
24988 |
heen en weer (bewegen) |
op en af:
hae löpt op en aa‧f (L290a Egchel)
|
heen en weer lopen [op en aaf lope] [N 07 (1961)]
III-4-4
|
33708 |
heizode los- en stukploegen |
schijfeggen:
sxīfęgǝ (L290a Egchel)
|
[N 27, 16]
I-8
|
21436 |
het volle bedrag |
de volle mep:
de volle mep (L290a Egchel)
|
volle bedrag, de gehele som, zonder korting [de hele poet, de volle roefel, de hele paaj?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
19415 |
het vuur doven |
uit laten gaan:
oet laoten gaon (L290a Egchel)
|
doven, laten uitgaan, gezegd van vuur in de kachel [N 07 (1961)]
III-2-1
|
17776 |
hiel |
hak:
hak (L290a Egchel)
|
voet: hak van de voet [vaesj, veers, hak] [N 07 (1961)]
III-1-1
|
18191 |
hoed (alg.) |
hoed:
hood (L290a Egchel)
|
hoed in het algemeen [doets, bikkel] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18399 |
hoed: spotnamen |
doppes:
döppes (L290a Egchel),
hectoliter:
hekteliter (L290a Egchel)
|
hoed, hoge ~: spotbenamingen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)] || hoed: spotbenamingen [weerhaan, sjeuvel, sjtift, tups, teps, tips, tömps, döppe, tietsj, dinkerik] [N 25 (1964)]
III-1-3
|