33681 |
vruchtbare grond |
multere grond:
møltǝrǝ groŋk (L290a Egchel),
teeltgrond:
tēltgroŋk (L290a Egchel),
vruchtbare grond:
vrøxbārǝ groŋk (L290a Egchel)
|
Grond van een dergelijke samenstelling dat de groei van de geteelde gewassen er gunstig door wordt beïnvloed en die gunstig reageert na bemesting. Goede grond die geschikt is voor de teelt. [N 27, 28; N 27, 29; N 27, 30]
I-8
|
25125 |
waaienx |
waaien:
weije (L290a Egchel)
|
waaien [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18692 |
wambuis |
wambuisje:
waemeske (L290a Egchel)
|
wambuis, kort tot het middel reikend overkledingstuk [wammes, buis, buist, sent] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24346 |
wandluis |
wandluis:
idiosyncr.
wankloes (L290a Egchel)
|
wandluis, weegluis, het platte bloedzuigende insect dat zich overdag schuilhoudt in naden en spleten van houten vloeren enz. [wanlöws, platte pose, bertelemees] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
18268 |
want |
duimhaas:
doemhasse (L290a Egchel)
|
wanten, met duim maar zonder vingers [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18302 |
waterdichte laars |
waterstevel:
watersjteevel (L290a Egchel)
|
laars, lange waterdichte ~ waarvan de schacht tot aan de lies reikt [watersjtievel, lieslaars] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
26809 |
waterlossing |
waterlossing:
waterlossing (L290a Egchel)
|
Greppel die men door een te ontginnen moeras graaft, om het water kwijt te raken. De opgaven bestrijken heel de provincies Limburg. [I, 61; N 27, 22]
II-4
|
21662 |
wbd: katten |
laten stikken:
hae haet öm laote sjtikke mét ziene rómmel (L290a Egchel)
|
katten: Wat zegt men wanneer de koper de verkoper met zijn waar laat zitten, niet afhaalt wat hij gekocht heeft [katten? hij heeft gekat?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21663 |
wbd: verkopen voor |
kwijt willen:
ps. niet omgespeld!
vur det geljd wil ich ze kwīēt (L290a Egchel)
|
verlaten, Zegt men bij u: ik wil die geit voor zoveel geld wel ~ = voor die prijs wil ik ze wel verkopen [soelieje?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
29145 |
weefkamer |
spinkamer:
spinkamer (L290a Egchel)
|
De kamer of het vertrek waarin geweven wordt en waar het spinnewiel of de weefstoel staat. Dat kan de keuken, de opkamer, de naaikamer of een kamer(tje) zijn. In dit lemma gaat het om een weefruimte in het huis. [N 39, 4; N 5A (I]
II-7
|