23221 |
bruidje in de processie |
bruidje:
ein bruudje (L290a Egchel)
|
Bruidje in de processie. [N 07 (1961)]
III-3-3
|
18364 |
bruine gebreide dameskous |
fil d`cosse (fr.):
Van Dale: fil décosse (Fr.), glanzend tweedraads katoengaren, glansgaren.
fieldekoos (L290a Egchel)
|
dameskousen, bruine gebreide ~ [sjanskouse] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33392 |
buitendeurtje van het varkenshok |
varkensdeurtje:
vɛrǝkǝs˱dø̄rkǝ (L290a Egchel)
|
Het deurtje waardoor het varken de stal in en uit kan lopen. [N 5A, 60f]
I-6
|
18523 |
buitenzak op een jas |
jassentas:
jassetès (L290a Egchel)
|
buitenzak in een jas [jassetes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18586 |
bustehouder |
beha:
bh (L290a Egchel),
bustehouder:
bustehoujer (L290a Egchel)
|
bustehouder, steunlijfje voor de boezem [N 25 (1964)]
III-1-3
|
21451 |
cent |
cent:
sent (L290a Egchel)
|
cent, een ~ [ook oudere woorden als sans?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18518 |
colbertjasje |
jasje:
jeske (L290a Egchel)
|
colbertjasje, (korte) jas van een kostuum [N 23 (1964)]
III-1-3
|
32598 |
compost |
drek:
drɛk (L290a Egchel)
|
Van de termen die onder de titel compost in dit lemma verenigd zijn, hebben er sommige duidelijk betrekking op de fijngemaakte compostachtige meststof, zoals die uit afval van de weide, de boomgaard, het erf bereid werd en over de weide werd gestrooid, terwijl andere meer wijzen op het moderne product van een vuilverwerkings- of composteringsbedrijf. Het eerste deel van het lemma bevat voornamelijk benamingen voor weidemest. [N 11, 22 + 27 add.; N 11A, 4d + 38 + 39; N M, 10c; monogr.]
I-1
|
18706 |
damesblouse |
bloes:
bloes (L290a Egchel)
|
damesblouse, te dragen bij een rok [bloes, stelsel, jak, beskien, kazevek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18409 |
dameshoed? |
hoed:
hood (L290a Egchel)
|
dameshoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|