e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

Gevonden: 4312
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fronsen fronsen: de vjerkop fronse (Eigenbilzen), fronse(n) (Eigenbilzen) Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, fronselen, rimpelen). [N 106 (2001)] III-1-1
fuchsia belletjes: bellekes (Eigenbilzen), foksjes: fokskes (Eigenbilzen) fuchsia [DC 57 (1982)] || Fuchsia (fuchsia). Halfheesters of heesters, soms zelfs boompjes met meestal kruisgewijs staande bladeren. De bloemen zijn kelkvormig (bellekesbloem, bel, klok). [N 92 (1982)] III-2-1
futloze jongen pummel: pimmel (Eigenbilzen), snul: da’s ənə snul (Eigenbilzen) Dat is een lummel (futloze kerel). [ZND 37 (1941)] III-1-4
gaan gaan: gwen (Eigenbilzen) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] III-1-2
gaatje voor de schoenveter rijgkotje: rijgkitsje (Eigenbilzen) gaatjes in de schoen waardoor de veter wordt geregen [riegaater] [N 24 (1964)] III-1-3
gabardine gabardine: gabǝden (Eigenbilzen) Wollen, halfwollen, katoenen of zijden stof met hoogliggende, steile keper, waterdicht gemaakt voor regenkleding (Van Dale, pag 804). [N 62, 87; N 62, 98; N 59, 201; N 62, 75f; MW; monogr.] II-7
gadeslaan? nagaan: Z⁄n zaokən nâguən (Eigenbilzen) Zijn zaken gadeslaan, goed zorgen voor zijn zaken. [ZND 35 (1941)] III-3-1
gagel mottenkruid: mottekroot (Eigenbilzen) Gagel (myrica gale). Tot 1,5 m hoge struik met sterk aromatische geur; de bladeren zijn langwerpig-spatelvormig en aan de top getand, de onderkant heeft harskliertjes; de bloemen zijn eenslachtig, de mannelijke in rechtopstaande, bruine katjes, de vrouwel [N 92 (1982)] III-4-3
galgenaas deugniet: ⁄nən dêgəniet (Eigenbilzen) Een zeer slecht mens (galgenaas). [ZND 35 (1941)] III-3-1
galmgaten galmkotten: de galmkōēter (Eigenbilzen), galmkoeter (Eigenbilzen, ... ), schelpskotten: [sic]  də sjəlpskoeter (Eigenbilzen) De open vensters in de klokketoren, waardoor het geluid van de klok(ken) naar buiten galmt [schalvensters, almsgatter, galmgaten?]. [N 96A (1989)] || Galmgaten (in de kerktoren om de klokkenklank door te laten). [ZND 35 (1941)] III-3-3