20315 |
getrouwde vrouw |
getrouwd vrouwmens:
gətròwt vràwməs (Q086p Eigenbilzen),
getrouwd wijf:
gətròwt weef (Q086p Eigenbilzen)
|
getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND]
III-2-2
|
20369 |
getuige |
getuige:
de geteige (Q086p Eigenbilzen),
geteige (Q086p Eigenbilzen),
getijge (Q086p Eigenbilzen)
|
de getuige bij het huwelijk [tsuuch] [N 96D (1989)] || iemand die voor de rechter een verklaring aflegt over te bewijzen feiten [toon, getuige] [N 90 (1982)]
III-2-2, III-3-1
|
20388 |
getuige zijn |
getuige zijn:
getijge zien (Q086p Eigenbilzen),
(zien = zijn).
geteige zien (Q086p Eigenbilzen),
getuigen:
geteigen (Q086p Eigenbilzen)
|
getuige zijn bij een huwelijk [getuigen zijn, bronken] [N 115 (2003)], [N 87 (1981)]
III-2-2
|
21321 |
getuigen |
tuigen:
tijgən (Q086p Eigenbilzen)
|
getuigen [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
21725 |
getuigenis |
getuigenis:
getijgenis (Q086p Eigenbilzen)
|
de verklaring die men als getuige aflegt over een persoon of een zaak [toon, getuige, getuigenis] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19092 |
gevaarlijk |
gevaarlijk:
met vuur spjəllən es gəvaorlik (Q086p Eigenbilzen),
mèt fier spjèlle ès gevaorkel (Q086p Eigenbilzen)
|
Met vuur spelen is gevaarlijk. [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
19093 |
gevaarlijke kerel |
gevaarlijk:
dad ès ’ne gevoarleke kjall (Q086p Eigenbilzen),
da’s ənə gəvaorlikə kêrəl (Q086p Eigenbilzen)
|
Dat is een gevaarlijke kerel. [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
30181 |
gevak |
rijgkot:
ręjxkut (Q086p Eigenbilzen)
|
Het open vak dat ontstaat wanneer de horizontale en verticale balken aan elkaar bevestigd worden. In het gevak wordt het vlechtwerk of het metselwerk aangebracht. [N 4A, 52e; monogr.]
II-9
|
23899 |
gevallen engelen |
gevallen engelen:
de gevalle engele (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen)
|
De gevallen engelen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21322 |
gevangenis |
prison (<fr.):
Van Dale: prison (<Fr.), (gew.) gevangenis.
prəzon (Q086p Eigenbilzen)
|
gevangenis [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|