22788 |
gilde |
club:
club (Q086p Eigenbilzen)
|
Een gilde. [ZND 35 (1941)]
III-3-2
|
17879 |
gispen, geselen |
klatsen:
klatse (Q086p Eigenbilzen)
|
Met een tak of zweep slaan (smikken, geselen, klatsen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
18687 |
glacé |
leren haas:
lēͅrə hāsə (Q086p Eigenbilzen)
|
handschoenen van glanzend leer, glacés [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24987 |
glad, glijdend |
glad:
glaod (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen)
|
glad [ZND 01 (1922)], [ZND 24 (1937)]
III-4-4
|
23380 |
glas-in-loodraam |
loodvenster:
loodvinster (Q086p Eigenbilzen)
|
Een glas-in-loodraam. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19399 |
glasgordijn |
gordijn:
gerdijn (Q086p Eigenbilzen)
|
Dun gordijn van gaas of andere fijne stof, dat vlak voor het raam hangt (gordijn, glasgordijn, vitrage) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19386 |
glazenkast |
glazenkast:
(glazen kas)
gloazekas (Q086p Eigenbilzen)
|
Kast met opbouw, voor zilver- of glaswerk (buffet, zilverkast, glazenkast) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
20556 |
glazig |
glazen:
glaozə (Q086p Eigenbilzen)
|
aardappel die hard en doorschijnen is (glazen patat) [ZND 35 (1941)]
III-2-3
|
17626 |
glazuur |
glazuur:
glazoer (Q086p Eigenbilzen)
|
Glazuur: de glinsterende laag waarmee de tanden bedekt zijn (glazuur, email, wit). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
22376 |
glijbaan |
schrik:
Ich zol dch ins n shrik pisse, vjèr zn nouwjoar.
shrik (Q086p Eigenbilzen),
schroevelberg:
/
shroevelbêrg (Q086p Eigenbilzen),
sjroevelberg (Q086p Eigenbilzen),
[ook in Munsterbilzen (Q 082), cf. ouders van Karolien Hendrickx]
shroevelbêrg (Q086p Eigenbilzen),
schuifaf:
sjijf oaf (Q086p Eigenbilzen),
/
sjijf oaf (Q086p Eigenbilzen)
|
/ [SND (2006)] || Glijbaan. || het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan] [N 112 (2006)] || schuifaf [SND (2006)]
III-3-2
|