e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
halm, stengel van de graanplant spier: spīr (Eigenbilzen) De graanhalm is de meestal ronde en gelede stengel van de te velde staande graanplant. Hier het algemene woord, dat veelal ook de benaming voor de gehele graanplant is. Een aantal termen (bv. spier, spit, ...) wordt niet alleen gebruikt voor de stengel van de te velde staande graanplanten, maar ook -en blijkens een niet gering aantal aar-opgaven wellicht nog meer- voor de geoogste en gedorste graanstengels, de strohalm; zie de toelichting bij het volgende lemma ''strohalm'' (1.3.2). Veelal zijn ze ook toepasselijk op de grasspriet (zie het lemma ''grasspriet'' (1.5) in aflevering I.3), enkele zelfs op de graankorrel (zie het lemma ''graankorrel'' (2.6) in deze aflevering). Voor een aantal plaatsen werd het tweelettergrepige ''spieren'' als enkelvoud opgegeven. Zie afbeelding 2, a. [N P, 4b; JG 1a, 1b; L 1, a-m; S 12; Wi 13; monogr.] I-4
hals hals: hals (Eigenbilzen, ... ), nak: nak (Eigenbilzen) hals [N 10b (1961)] || Hals van een kledingstuk. [N 62, 31a; MW] II-7, III-1-1
hals [wld ii.7, p.86] hals: Van voor.  hals (Eigenbilzen), nek: Achter.  nak (Eigenbilzen) Hoe noemt U: de hals van een kledingstuk (hals, nek?) [N 62 (1973)] III-1-3
halsketting kettel: gewwe kèttel (Eigenbilzen, ... ), ketteltje: gewwe kèttelke (Eigenbilzen) Een gouden ketting [ketting, kettel, snoer] [N 114 (2002)] III-1-3
halssnoer collier (fr.): collier (Eigenbilzen, ... ), halskettel: halskèttel (Eigenbilzen), ketteltje: kèttelke (Eigenbilzen), kraal: kral (Eigenbilzen) aan een snoer geregen kralen, parels, enz. als halssieraad [toer, snoer, ketting, karkant, collier] [N 86 (1981)] || Halssnoer. Aan een snoer geregen kralen, parels, enz. als halssieraad [toer, snoer, ketting, karkant, collier] [N 114 (2002)] III-1-3
halve maan, eerste kwartier eerste kwartier: jəstə ketiér (Eigenbilzen), halve mond (du.): have munt (Eigenbilzen) schijngestalte van de maan: eerste kwartier, halve maan [wassende maan, wassenaar] [N 81 (1980)] III-4-4
halve pint, kwart liter, maat kapper: (vocht).  kapper (Eigenbilzen) de maat die een inhoud aangeeft van 0,25 (=kwart) liter [kapper, halfje, schopje, dzozie, hoorn, neuker, neutel, bok, uppie, bak] [N 91 (1982)] III-4-4
halve zondag halve zondag: have zondeg (Eigenbilzen), nen have zondeg (Eigenbilzen), planken zondag: planke zondeg (Eigenbilzen) Een "halve zondag", een feestdag zonder mis, bijvoorbeeld Koninginnedag (planken zondag). [N 96C (1989)] || Een kerkelijke feestdag door de week die als zondag te vieren is [heiligedag, planke zondeg]. [N 96C (1989)] III-3-3
halvezool halvelap: hāvǝlap (Eigenbilzen) Nieuwe of extra zool onder de voorste helft van een schoen. [N 60, 233b; N 60, 232a] II-10
halvezool [wld ii.10, p. 60] halvelap: have lap (Eigenbilzen) Een halve zool (halfzool, halflap?) [N 60 (1973)] III-1-3