20820 |
ham, hesp |
schink:
verzamelfiche ook mat. van ZND 01 (a-m) (a+b)
sjink (Q086p Eigenbilzen)
|
hesp [ZND 24 (1937)]
III-2-3
|
23461 |
hamer van de klepklok |
hamel:
den haomel (Q086p Eigenbilzen)
|
De hamer van een klepklok [trumphamer?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21849 |
handel |
commerce (fr.):
commerce (Q086p Eigenbilzen)
|
het kopen en verkopen, het doen van koopmanszaken [agotie, negotie, commerce, handel] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21449 |
handelaar |
commerant (fr.):
commercant (Q086p Eigenbilzen)
|
iemand die handel drijft [koopman, commercant, marchand, handelaar] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21496 |
handelen |
commercen (<fr.):
commercen (Q086p Eigenbilzen)
|
handel drijven [komenschappen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17661 |
handen (kindernamen) |
pollen:
pol (Q086p Eigenbilzen),
polletjes:
polleke (Q086p Eigenbilzen)
|
hand: kinderwoorden (pol, polleke, poeleke] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17660 |
handen (spotnamen) |
fikken:
fikke (Q086p Eigenbilzen),
knoefelen:
knoefele (Q086p Eigenbilzen),
poten:
péé (Q086p Eigenbilzen)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
18906 |
handig |
handig:
handig (Q086p Eigenbilzen)
|
goed met de handen terecht kunnend; gemakkelijk en snel iets met de handen kunnen maaken [handig, mieg, erg, snel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17662 |
handpalm |
palm:
paam (Q086p Eigenbilzen)
|
palm van de hand [N 10 (1961)]
III-1-1
|
31440 |
handschaar |
plaatscheer:
plǭtšēr (Q086p Eigenbilzen)
|
In het algemeen een handschaar voor het knippen van plaatmateriaal, banden, draad, etc waarmee vooral een rechte snede wordt gemaakt. Zie ook het lemma "handschaar voor boogvormige sneden". Voor zover door de informant opgegeven, wordt achter de betreffende plaatscode met behulp van een letter verwezen naar de verschillende scharen uit afb. 137. [N 33, 244; N 33, 265; N 64, 3a; N 66, 4a; monogr.]
II-11
|