e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoofd hoofd: hèèjt (Eigenbilzen), kop: kop (Eigenbilzen) [N 10 (1961)]hoofd [N 10b (1961)] III-1-1
hoofdaltaar hoofdaltaar: het hoofaltaar (Eigenbilzen), t hoofaltaar (Eigenbilzen) Het voornaamste altaar, midden in het priesterkoor [hoogaltaar, hoofdaltaar, hoopaltooër?]. [N 96A (1989)] III-3-3
hoofddoek plaggetje: pleͅkskə (Eigenbilzen) hoofddoek dichtgeknoopt onder de kin [plak, pleksek, kopdeuksek, zielewermer] [N 23 (1964)] III-1-3
hoofdkaas geperste kop: gepjasdə koͅp (Eigenbilzen), hoofdkaas: hɛ̞i̯ke:s (Eigenbilzen) varkenskop die gekookt, gehakt en geperst wordt en in schalen of teilen wordt gemaakt; hoofdkaas [ZND 49 (1958)] III-2-3
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen kap: kap (Eigenbilzen) hoofdkap van vrouwelijke religieuzen [N 25 (1964)] III-3-3
hoofdkussen hoofdkussen: hɛi̯tkeͅsə (Eigenbilzen) hoofdkussen [ZND 27 (1938)] III-2-1
hoofdpijn koppijn: koppijn (Eigenbilzen) ik heb hoofdpijn [ZND 34 (1940)] III-1-2
hoofdstel koptoom: kǫptō.m (Eigenbilzen) Stel van leren riemen op het hoofd van het paard als het ingespannen is. Het woordtype hoofdsel is vermoedelijk ontstaan uit hoofdstel. Loesj als simplex of als eerste lid van een samenstelling gaat terug op het Franse louche "schuin/scheel". [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 17; R 3, 60; monogr.] I-10
hoofdtooi van communiemeisjes voile (fr.) met kransje: vwal meͅt krēͅnšə (Eigenbilzen) Sluier, lange witte ~ met een kroontje van wasbloempjes, hoofdtooi van Communiemeisjes. [N 25 (1964)] III-3-3
hoog tijd hoog tijd: hoogteed (Eigenbilzen) Het is hoogtijd (dat we gaan). [ZND 27 (1938)] III-3-3