e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jeugd, jongelieden jongelui: jonglei (Eigenbilzen) jeugd, dat is goed voor de jeugd (de jonge lieden) [ZND 36 (1941)] III-2-2
jeuken jeukselen: jèksele (Eigenbilzen) jeuken, het begint te jeuken [öksele, euke, juike, juuke] [N 10 (1961)] III-1-2
jezuïet jezuet: jezwiet (Eigenbilzen), ne juzewiet (Eigenbilzen) Een Jezuiet [Jozefiet, Zjezwiet]. [N 96D (1989)] III-3-3
jicht gicht: gèch (Eigenbilzen) Jicht: stofwisselingsziekte die berust op afzetting van urinezure zouten in de gewrichten, met veel pijn (jicht, dicht, gicht, flerecijn, reumatiek). [N 84 (1981)] III-1-2
joelen tekeergaan: te keer gwèn (Eigenbilzen) zich luidruchtig gedragen met veel gebaren en bewegingen; joelen [kwaken, jouwen, joelen, herriën, stachelen] [N 87 (1981)] III-3-1
jojo jojo: jojo (Eigenbilzen) Het speeltuig bestaande uit een schijf die langs een koord dat eromheen gewonden is, afloopt en door de traagheid zichzelf weer opwindt [jojo]. [N 88 (1982)] III-3-2
jong (bijv.nw.) jong: znd 1 a-m; znd 27, 46;  jong (Eigenbilzen), jonk (Eigenbilzen) jong; het kind is nog jong [ZND 27 (1938)] III-2-2
jong (bn.) jong: znd 1 a-m; znd 27, 46;  jong (Eigenbilzen), jonk (Eigenbilzen) jong; het kind is nog jong [ZND 01 (1922)] III-2-2
jong van een dier bagge: voor zwijnen  e bag (Eigenbilzen), jong: joŋ (Eigenbilzen), wanneer het over "jingelen"gaat  jonk (Eigenbilzen), kalf: koe  e kowf (Eigenbilzen), veulen: paard  e vjeule (Eigenbilzen) [R 12, 38; S 16; L 1a-m; L 27, 47a; monogr.]Hoe noemt u het jong van een dier (jonk, jonkie, welp, wulp, kakerd, kakernest) [N 83 (1981)] I-11, III-4-2
jong varken bag: bax (Eigenbilzen), baggen (mv.): bage (Eigenbilzen), bagje: bɛkskǝ (Eigenbilzen) Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.] I-12