21900 |
klaplopen |
profiteren:
profetèren (Q086p Eigenbilzen)
|
leven van de goedgeefsheid van iemand anders [klaplopen, schoefelen, smarotsen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
23181 |
klappertje |
percussietje:
Vindste nog erges perkieskes, ich hab nog alteed zo e gew`eèrke.
perkieske (Q086p Eigenbilzen)
|
Klappertjes, ronde knalschijfjes.
III-3-2
|
17957 |
klauteren |
kleteren:
klêtərən (Q086p Eigenbilzen)
|
Op een boom klauteren [ZND 27 (1938)]
III-1-2
|
33256 |
klaver, algemeen |
klee:
klei̯ (Q086p Eigenbilzen),
klē (Q086p Eigenbilzen)
|
De klaver- en klee-varianten in dit lemma vormen de verzamelnaam voor allerlei klaversoorten uit de familie van de Vlinderbloemigen. Klaver werd tot 1950 geteeld als groenvoer en als stoppelgewas. In de Nijmeegse lijst is niet naar de afzonderlijke soorten of naar de algemene naam gevraagd, alleen naar de benamingen voor verschillende oude klaversoorten. Hier zijn, naast de algemene naam in dit lemma, eerst enkele meestvoorkomende soorten apart behandeld en is tot slot een verzamellemma Andere Oude Klaversoorten toegevoegd. De scheiding in het Nijmeegse materiaal is achteraf aangebracht, op grond van de gewasnaam, de opmerkingen van de zegslieden en andere bronnen. Zie ook WBD.I, afl. 8, blz. 1408. [N 14, 83; JG 1a, 1b, 2b, 2c; A 4, 10; L 1, a-m; L B2, 348; L 20, 10; Wi 50; S 18; monogr.]
I-5
|
22747 |
klaveren in het kaartspel |
klaveren:
kloavere (Q086p Eigenbilzen)
|
Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - IV. Klaveren. [DC 52 (1977)]
III-3-2
|
18171 |
kledij, kleren |
kledage:
klejaôgə (Q086p Eigenbilzen),
kleōͅžə (Q086p Eigenbilzen),
kleding:
e als in "met"maar dan iets opener
kleijing (Q086p Eigenbilzen),
kleren:
è als in fr. père maar dan iets opener
klèèr (Q086p Eigenbilzen),
t dinge, ploete, lijnwaad, kluft]:
klēͅr (Q086p Eigenbilzen)
|
Kent ge een verzamelwoord voor "de kleren"(kleerage, of een ander woord). [ZND 36 (1941)] || Kleding (algemeen). Wat is in uw dialect het algemene woord voor kleding heel in het algemeen? [DC 62 (1987)] || kleding, kledij (verzamelnaam) [kleerazie, klejaasj] [N 23 (1964)] || kleren, kledingstukken [kleer [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18285 |
kleerborstel |
borstel:
ənə bjəstəl (Q086p Eigenbilzen)
|
een borstel (om kleren te borstelen) [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
19389 |
kleerhanger |
kapstok:
kapstok (Q086p Eigenbilzen)
|
Een gebogen hout met een haak om kleren op te hangen (kleerhanger, kapstok) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19677 |
kleerkast |
kleerkast:
kleͅrkast (Q086p Eigenbilzen)
|
kleerkast [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
19631 |
kleerkist, kleerkoffer |
kist:
kes (Q086p Eigenbilzen)
|
Een houten koffer om (kleeren in te bewaren). [ZND 28 (1938)]
III-2-1
|