e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kortademig dempig: dempig (Eigenbilzen) hij is dempig (kan moeilijk ademen) [ZND 23 (1937)] III-1-2
korte broek broekje: brøkskə (Eigenbilzen) broek, korte (jongens)~ die de knieën onbedekt laat [N 23 (1964)] III-1-3
korte laars get: gètte (Eigenbilzen), Tussen enkel en knie; franschen oorsprong.  gètten (Eigenbilzen) Laars, een paar laarzen (laars die alleen het been bedekt tussen enkel en knie) [ZND 37 (1941)] III-1-3
korte onderbroek? onderbroekje: onderbrikske (Eigenbilzen), onərbrekskə (Eigenbilzen) Korte onderbroek voor mannen. [DC 62 (1987)] || onderbroek, korte ~ [N 25 (1964)] III-1-3
korte overjas korte jas: kotə jas (Eigenbilzen) overjas, korte ~ [jekker, joep, stoep, baadje] [N 23 (1964)] III-1-3
korter maken triche (fr.) gaan: [Van Dale (FN): triche, gesjoemel, geknoei, vals spel?, rk]  tris gwèn (Eigenbilzen) een af te leggen afstand korter maken door een rechtere weg te nemen (richten) [N 90 (1982)] III-3-1
kortwieken afsnijden: ǭfsnęi̯ǝn (Eigenbilzen) Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.] I-12
koster koster: də kèstər (Eigenbilzen), kistər (Eigenbilzen), kèster (Eigenbilzen, ... ), késter (Eigenbilzen), zoals leicester in engeland  de kèsster (Eigenbilzen) De koster [köster, kuster, keuster?]. [N 96B (1989)] || koster [RND] || Koster. [ZND 37 (1941)] III-3-3
kosteres kosterin: késterin (Eigenbilzen) Een vrouw die het kostersambt uitoefent [kosteres, kosterin, kosterse?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kostganger kostganger: kosəgengər (Eigenbilzen) een kostganger (die bij anderen inwoont) [ZND 28 (1938)] III-3-1