e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
krompasser diktepasser: dektǝpɛsǝr (Eigenbilzen) Passer met kromme benen waarmee de dikte van voorwerpen kan worden gemeten. Er bestaan twee uitvoeringen van de krompasser: één met veer en stelschroef en één met een scharnierpunt dat voldoende stroef is om de twee benen, na het uitzetten van de vereiste afmeting, in die stand vast te houden. De benen van de krompasser met stelschroef kunnen met een kartelmoer worden gefixeerd. Zie ook afb. 82. [N 33, 252c; N 64, 80b; N 66, 1b] II-11
kroonluchter luster: luster (Eigenbilzen, ... ) Een veelarmige lamp in de kerk, luchter, kroonluchter. [N 96A (1989)] III-3-3
kruiden, specerijen gekruiden: gekrijte (Eigenbilzen) De kruiden die bij de bereiding bij groente of vlees gevoegd worden om de smaak van het gerecht te verbeteren, in het algemeen (kruid, toekruid, specerij). [N 82 (1981)] III-2-3
kruidenier winkelier: winkelier (Eigenbilzen) een winkelier, kleine handelaar in koffie, thee, rijst, meel, zout, zeep, gedroogde vruchten, specerijen enz. [kruidenier, epicier, komenij] [N 89 (1982)] III-3-1
kruidwis kruidwis: krootwès (Eigenbilzen, ... ), Bijos gebreke ze allein boerewèrmkroot vjèr ne krootwès te maoke, de veefteende ogustus wjodde dè gezègend in de kèrk, bij onwèèr wjodde de krootwès verbrand in de stoaf vjèr de lei te beshèrme tjègge de blikseminslaog.  krootwès (Eigenbilzen) De bos kruiden die op 15 augustus gewijd werd, de kruidwis [krüdwis, kroetwusj]. [N 96C (1989)] || Kruidenbundel. III-3-2
kruidwis wijden kruidwiswijding: krootwès wijing (Eigenbilzen), krootwèswijing (Eigenbilzen), {ja}: ja nu nog  / (Eigenbilzen) Bestaat (bestond?) het gebruik op die dag een kruidwis te wijden? [ZND 17 (1935)] || De wijding van de kruiden op 15 augustus [der kroetwusj zeëne]. [N 96C (1989)] III-3-2
kruien kruikarren: krǫu̯karǝ (Eigenbilzen) Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.] I-13
kruik kruik: krook (Eigenbilzen) kruik [ZND 29 (1938)] III-2-1
kruimel greumel: grièmməl brood (Eigenbilzen) kruimel brood [ZND 36 (1941)] III-2-3
kruin kruin: kroon (Eigenbilzen, ... ) de kruin van het hoofd (waar het haar draait) [ZND 29 (1938)] || kruin van het hoofd [N 10 (1961)] III-1-1