e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kunstmest meststoffen: [mest]stǫfǝ (Eigenbilzen), vreemd mest: vreemd mest (Eigenbilzen) Onder kunstmest worden meststoffen verstaan, die - anders dan stalmest, compost, groenmest, gier e.d. - geen organische stoffen bevatten, maar kunstmatig, langs chemische weg bereid zijn. Van de opgesomde woordtypen lijken de meervoudsvormen de veelheid van kunstmestsoorten tot uitdrukking te brengen. Of en waar de woordtypen vette(n) en vreemde vette(n) als enkelvouds- dan wel als meervoudsvormen moeten worden opgevat, kon uit het materiaal niet worden opgemaakt. Met de typen gemengelde stoffen en alle mest ondereen wordt wellicht de zgn. mengmest of samengestelde kunstmest bedoeld, waarin zowel N (stikstof), als P (fosfor) en K (kali) voorkomen. Voorzover met een kunstmestterm uit deze opsomming een bepaalde soort kunstmest wordt (werd) aangeduid, is daarvan achter het nummer van de betreffende plaats melding gemaakt. Voor het (...)-gedeelte van de varianten hieronder zie men het lemma (stal)mest. [JG 1a + 1b + 1c; JG 2b - 4, 8; JG 2c; N 11, 23 + 24; N 11A, 61; N P, 9 + 10] I-1
kussensloop tijk: tīk (Eigenbilzen, ... ) de kussensloop (waarin het hoofdkussen wordt gestoken) [ZND 17 (1935)] || kussensloop [ZND 01 (1922)] || kussensloop; overtrek van een hoofdkussen [ZND 02 (1923)] III-2-1
kussentje op het hoofd kussentje: keͅsəkə (Eigenbilzen) kussentje op het hoofd bij het dragen van korven [vritsjel, wusj] [N 25 (1964)] III-1-3
kwaadspreekster klappei: e als het  klappej (Eigenbilzen), kwaaitong: kooitong (Eigenbilzen) vrouw die gaarne kwaadspreekt [ZND 29 (1938)] III-1-4
kwaal kwaal: kwoal (Eigenbilzen, ... ) Kwaal: langdurige of telkens terugkerende ziekte (kwaal, klets, muik). [N 107 (2001)], [N 84 (1981)] III-1-2
kwajongen (kaartspel) kwajongen: kojongen (Eigenbilzen) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2
kwaken kwaken: kwaken (Eigenbilzen), wielen: wilǝn (Eigenbilzen) Hoe noemt u een kwakend geluid maken, gezegd van kikkers (kwaken) [N 83 (1981)] || Roepen, gezegd van de eenden. [L 37, 8b] I-12, III-4-2
kwakzalver charlatan (fr.): charletan (Eigenbilzen), kwakzalver: kwakzalver (Eigenbilzen, ... ), mannetje: #NAME?  mensje (Eigenbilzen) Kwakzalver: iemand die onbevoegd de geneeskunde beoefent en vaak nutteloze dingen, middelen tegen alle mogelijke ziektes verkoopt (charlatan, plak, polak, kwakkelaar, waterziender, pisdokter, kwakzalver). [N 84 (1981)] || Kwakzalver: iemand die onbevoegd de geneeskunde beoefent en vaak nutteloze dingen, middelen tegen alle mogelijke ziektes verkoopt (kwakzalver, kwakkelaar, pisdokter, wonderdokter, charlatan, polak). [N 107 (2001)] III-1-2
kwartel kwakkel: kwakkəl (Eigenbilzen, ... ), kwartel: kwattel (Eigenbilzen, ... ) kwartel [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || kwartel (18 kleine uitgave van patrijs [098], wat anders gekleurd en nu veel zeldzamer; zomervogel; vroeger erg geliefd vanwege de roep [kwik, wik-wik] [N 09 (1961)] III-4-1
kwastje aan een halsketting hangertje: gewwe hangerke (Eigenbilzen), gewwe hengerke (Eigenbilzen), kwispeltje: kwespelkes (Eigenbilzen) Gouden kwastjes aan een halsketting [trosjes] [N 114 (2002)] III-1-3