17554 |
mager |
mager:
moager (Q086p Eigenbilzen)
|
mager [schrepel, schraal] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
33830 |
mager paard |
bik:
bek (Q086p Eigenbilzen)
|
[N 8, 62m]
I-9
|
17555 |
mager worden |
mager worden:
moager wjunne (Q086p Eigenbilzen),
vermageren:
vermaogeren (Q086p Eigenbilzen),
vermôgere (Q086p Eigenbilzen)
|
Mager worden: in omvang en gewicht afnemen (afslekkeren, afslanken, krimpen, slinken, vermageren). [N 106 (2001)] || Mager worden: in omvang en gewicht afnemen (afslekkeren, krimpen, slinken). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
21117 |
mals, gezegd van boter |
muls:
muls (Q086p Eigenbilzen)
|
mals, goed smeerbaar, gezegd van boter (plat) [N 91 (1982)]
III-2-3
|
20205 |
man |
man:
man (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen)
|
man [RND], [RND]
III-3-1
|
18422 |
manchet |
manchet:
manšet (Q086p Eigenbilzen),
mesjet (Q086p Eigenbilzen),
Identiek.
mesjet (Q086p Eigenbilzen)
|
Hoe noemt U de manchet [N 62 (1973)] || Hoe noemt U de omslag? [N 62 (1973)] || manchet, vaste mouwboord van een overhemd [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18700 |
manchetknoop |
manchetknoopje:
manšetknēpkəs (Q086p Eigenbilzen)
|
manchetknoopjes [N 23 (1964)]
III-1-3
|
26825 |
mand |
korf:
kęrǝf (Q086p Eigenbilzen)
|
De algemene benaming voor een uit wissen gevlochten mand. Zie ook afb. 284. Uit het materiaal blijkt dat er niet altijd een onderscheid wordt gemaakt tussen de woorden mand en korf. Als dat wel wordt gedaan, duidt men met het eerste woord eerder een mand met oren aan, terwijl men het tweede gebruikt voor een mand met een hengsel (vgl. Janssens, pag. 24 e.v.). Zie ook het lemma ɛkorfɛ.' [N 20, 48; N 40, 37; L 1 a-m; S 23; monogr.]
II-12
|
33768 |
manen |
manen:
mānǝ (Q086p Eigenbilzen)
|
Het lange nekhaar bij een paard. Paarden worden vaak onderscheiden naar de kleur van de manen (zie paragraaf 4.1). Zie afbeelding 2.13. [JG 1a, 1b; N 8, 21]
I-9
|
33914 |
manenschurft |
fistel:
festǝl (Q086p Eigenbilzen)
|
Steeds terugkerende verzwering of verettering, in de maanstapel en in de oren, te wijten aan een te warme, bedompte stal en onvoldoende huidverzorging. Door schuren en wrijven onststaan kale of bloedige verdikkingen waarop korsten komen. [N 8, 90t]
I-9
|