e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mannelijke eend, woerd haan: haon / wiele wiele(ke) (Eigenbilzen) woerd: mannelijke eend. Hoe roept men eenden? [GV K (1935)] III-4-1
mannelijke geit bok: bok (Eigenbilzen), buq (Eigenbilzen) [N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12
mannelijke hond, reu mannetje: menneke (Eigenbilzen) Hoe noemt u een mannelijke hond (reu, rengel, menne, menneke) [N 83 (1981)] III-2-1
mannelijke kat, kater kater: kowtər (Eigenbilzen) mannelijke kat [ZND 27 (1938)] III-2-1
mannelijke merel blaan: mann. en vrouw.  blwon (Eigenbilzen) een mannelijke merel (melhoorn, merelhoorn) [N 83 (1981)] III-4-1
mannenkant mannenkant: de mannekant (Eigenbilzen) De linkerhelft van de kerk, het gedeelte links van het middenpad, dat bestemd was voor de mannen [evangeliekant, mannenkant, mansluikant, kerelskant?]. [N 96A (1989)] III-3-3
mannenkleren mannenkleren: manneklèèr (Eigenbilzen), manskleren: mansklēͅr (Eigenbilzen) mannenkleren [t mansdinge] [N 23 (1964)] || Mannenkleren. [DC 62 (1987)] III-1-3
mannenondergoed mannenondergoed: manne onnergoed (Eigenbilzen), manne-ondergoed (Eigenbilzen), manneronnergoëd (Eigenbilzen), onderlijf en onderbroek: onderleef en onderbruk (Eigenbilzen) Mannenondergoed [N 114 (2002)] || Ondergoed voor mannen. [DC 62 (1987)] III-1-3
mannenonderhemd manshemd: manshemə (Eigenbilzen) onderhemd voor mannen [N 25 (1964)] III-1-3
mantelpak kostuum: kəstym (Eigenbilzen) mantelpak, uit jas en rok bestaand dameskostuum [N 23 (1964)] III-1-3