33375 |
mestgoot |
greppel:
grępǝl (Q086p Eigenbilzen)
|
De goot die achter de koeien loopt waar de mest en de gier in terecht komen en afvloeien. De mest wordt naar buiten gekruid, de gier stroomt naar de gierput. Enkele opgaven verwijzen naar een anderssoortige stal (potstal) waar de gier in een kuil achter de koeien verzameld wordt. Vergelijk de lemmata "mesthoop" en "gierkuil in de potstal" (2.1.30 en 31). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (mest) het lemma "mest", "stalmest" in aflevering I.1, pag. 3 en voor de fonetische documentatie van het woorddeel (zeik) het lemma "gier, mestwater, beer" in aflevering I.1, pag. 20. In de kaart zijn de tweede elementen van de samenstellingen bijeengezet; deze zijn aangevuld met dezelfde elementen van het lemma "giergoot" (2.2.29). Zie ook afbeelding 10.A.d bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 42a; N 4, 74; A 10, 14; monogr.]
I-6
|
24335 |
mestkever |
kever:
(kèver) (Q086p Eigenbilzen),
strontkever:
(strontkèver) (Q086p Eigenbilzen)
|
Hoe noemt u de mestkever: een soort kever, groot blauwachtig glanzend, die in mest of van mest leeft (stronthommel, pekbeest, strontbeest, strontmulder) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
33408 |
mestplank onder de zitstokken |
mestplank:
męsplaŋk (Q086p Eigenbilzen)
|
De plank onder de zitplaats van de kippen die dient om de mest op te vangen. In L 245, P 51,174, 222, Q 9, 77, 88, 93 en 118 kende men een dergelijke voorziening niet; daar vielen de uitwerpselen gewoon op de vloer. [N 5A, 63b; A 48, 16g]
I-6
|
31389 |
mesvijl |
hoekenvijl:
høk˲vęjl (Q086p Eigenbilzen)
|
Vijl die wordt gebruikt voor het vijlen van zeer scherpe hoeken. Het blad van deze vijl lijkt op het blad van een mes en loopt naar de punt toe spits uit. Zie ook afb. 105. [N 33, 95]
II-11
|
33878 |
met de benen zwaaien en bewegen tijdens het werpen |
dresen:
drēsǝ (Q086p Eigenbilzen)
|
[N 8, 53]
I-9
|
23632 |
met de collecteschaal rondgaan |
met de schaal met de schaal:
rondgwén mét de sjoal (Q086p Eigenbilzen),
met de schaal rondgaan:
mèt de sjaol rondgwèn (Q086p Eigenbilzen),
mèt de sjoal rondgwen (Q086p Eigenbilzen),
met de schotel rondgaan:
met de sjwuttel rondgwèn (Q086p Eigenbilzen)
|
Collecteren met de open schaal, met de schaal rondgaan. [N 96B (1989)] || Een schaalcollecte, een collecte voor een bijzonder doeleind, waarbij met neen open schaal werd rondgegaan [schaolkollekt?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34623 |
met de kar rijden, iets vervoeren |
varen:
vǭrǝ (Q086p Eigenbilzen)
|
Dit lemma vormt een aanvulling van het lemma met paard en kar rijden in wld I.10. Alleen de opgaven voor de plaatsen waarvoor in WLD I.10 geen materiaal voorhanden was, zijn hier opgenomen. De kaart combineert de gegevens van beide lemmata. [N 17, 94; RND 97; monogr.]
I-13
|
17868 |
met de linkerhand |
met de linkerhand:
met de léenkerhaànd (Q086p Eigenbilzen),
met də lēnkərhānt (Q086p Eigenbilzen),
met de linkse hand:
lenkə hānt (Q086p Eigenbilzen),
met de linkschəhand (Q086p Eigenbilzen),
mét de leenksche haant (Q086p Eigenbilzen),
mɛt də le:ŋksə ha:nt (Q086p Eigenbilzen)
|
met de linkerhand [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
33863 |
met de poten dicht bijeen staan |
(te) eng staan:
(te) eng staan (Q086p Eigenbilzen)
|
[N 8, 78a en 78b]
I-9
|
22341 |
met de vlakke hand op iemands rug slaan |
houwen:
hewwe (Q086p Eigenbilzen)
|
met de vlakke hand op iemands rug slaan [batsen, doezen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|