e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
met de voorpoten harkend over de grond krabben klauwen: klau̯ǝ (Eigenbilzen) Met de hoeven in de aarde krabben of wroeten. [JG 1a; N 8, 74] I-9
met een drijftol spelen kokkerellen: /  koekerelle (Eigenbilzen) / [SND (2006)] III-3-2
met een priktol spelen doppen: Het kwotje im den dop doen dat ès de kins, en dan m vurtwêrpe.  doppe (Eigenbilzen), Sub doppe: Het kwotje im den dop doen dat ès de kins, en dan m vurtwêrpe.  doppe (Eigenbilzen) [Tol]. || Spelen met een tol. III-3-2
met grote stappen lopen schrijden: sjrieë (Eigenbilzen) stappen, grote ~ maken [stuppen] [N 10 (1961)] III-1-2
met sneeuwballen gooien werpen: werpe (Eigenbilzen) met sneeuwballen naar elkaar gooien [ruiken] [N 112 (2006)] III-3-2
met vuur spelen met vuur spelen: met vuur spjəllən es gəvaorlik (Eigenbilzen), mèt fier spjèlle ès gevaorkel (Eigenbilzen) Met vuur spelen is gevaarlijk. [ZND 37 (1941)] III-3-2
metaalbeugelzaag zeeg: zē̜x (Eigenbilzen) Handzaag voor metaal waarbij het blad in een ijzeren beugel is gespannen. Zie ook afb. 136. [N 33, 250; N 33, 330; N 53, 10; N 64, 2a-b; monogr.] II-11
metaalrasp, tinvijl rasp: rasp (Eigenbilzen) Vijl met enkele vijlkap voor het bewerken van (zachte) metalen. Het blad van de metaalrasp kan verschillende vormen hebben zoals plat en recht óf plat en boogvormig. Zie ook afb. 109. De metaalrasp wordt ook wel met de termen tinvijl, loodvijl en zinkvijl aangeduid (vgl. Van Houcke, pag. 817, s.v. vijl). [N 33, 98; N 64, 53e-f; N 66, 21d] II-11
metselaar metser: mɛtsǝr (Eigenbilzen) Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld] II-9
metselen metsen: mɛtsǝ (Eigenbilzen) Bij de bouw van stenen huizen met behulp van mortel de afzonderlijke stenen tot een samenhangend, vast geheel verbinden. [Wi 57; S 23; L 1a-m; L 31, 21; N 30, 1b; monogr.] II-9