e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mot mottenpepel: ook in ZND 31, 038  mottepiepel (Eigenbilzen) mot [ZND 01 (1922)] III-4-2
motor moteur: motø͂ͅr (Eigenbilzen) motor [RND] III-3-1
motregen, fijne regen stofregen: stĕprengər (Eigenbilzen) stofregen [ZND 38 (1942)] III-4-4
motregenen, licht regenen motregenen: mo:trɛŋərə, ət mo:trɛŋərt (Eigenbilzen), sprinkelen: sprinkele (Eigenbilzen), zeveren: zeveren (Eigenbilzen), (werkw.).  zèveren (Eigenbilzen) klein beetje regen [muggepis, pleisterke regen] [N 81 (1980)] || Motregenen. Vertaal in uw dialect: motregenen, het motregent (regenen met heel fijne druppels). [ZND 49 (1958)] || zeer weinig regenen, zodat de grond maar net nat is [spruikelen] [N 81 (1980)] III-4-4
mousseline mousseline: muzǝlen (Eigenbilzen) Los geweven stof van katoen, wol of zijde, genoemd naar de stad Mosoel in Turkije. [N 62, 75e; N 62, 75c; N 62, 83; N 62, 98; N 59, 201; MW; monogr.] II-7
mouw mouw: mouw (Eigenbilzen, ... ), mouw, meikə (Eigenbilzen), twee mouwen (Eigenbilzen) een mouw, een mouwtje [ZND 31 (1939)] || Hoe noemt U in het algemeen een mouw? [N 62 (1973)] || mouw (meervoud) [ZND 31 (1939)] || Mouw van bijv. een colbert of japon. [N 59, 126; N 62, 34a; MW] II-7, III-1-3
mouwomslag, manchet manchet: mǝšɛt (Eigenbilzen) Verlengstuk aan het einde van een mouw; vaak afzonderlijk, en dan al of niet aan de mouw vastgemaakt. [N 62, 34d; N 59, 134; MW] II-7
mouwschort scholk met mouwen: sjotel met mouwen (Eigenbilzen) schort met mouwen [N 24 (1964)] III-1-3
muilpeer klats in het gezicht: Plat  klats in t gezicht (Eigenbilzen) hoe heet een slag op de kaak ? Geef aan welke woorden gemeenzaam of plat zijn. [ZND 36 (1941)] III-1-2
muiltje muiltje: mujlkes (Eigenbilzen) sloffen, stoffen pantoffels met slappe zool [N 24 (1964)] III-1-3