e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
okselstuk oksellap: oksellap (Eigenbilzen) Vierkante lap, dubbel gevouwen in de vorm van een driehoek, die in een hemd onder de oksel zit en dient om de mouw van onderen met het lijf te verbinden. [N 62, 11c; N 62, 34c] II-7
omarmen omarmen: omerme (Eigenbilzen), omērmen (Eigenbilzen) Met gestrekte armen omvatten ((om)vademen, (om)spannen, omarmen, (om)pakken) [N 108 (2001)] || omvatten, Met gestrekte armen ~ (vademen, omvademen, spannen, omarmen). [N 84 (1981)] III-1-2
omboorden biezen: bizǝ (Eigenbilzen) Omboorden in het algemeen oftewel het insluiten van een rafelkant met een enkele of dubbele bies en in het bijzonder het met en lint afzetten van een colbert. [N 59, 86; N 62, 17; MW] II-7
omheinen afspannen: ǭfspanǝ (Eigenbilzen) Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.] I-8
omheining van het kerkhof kerkmuur: de kèrkmoer (Eigenbilzen, ... ) De muur, de omheining van het kerkhof [toen, toun, tuun?]. [N 96A (1989)] III-3-3
omhelzen duwen: lief douwe  douwe (Eigenbilzen), vastpakken: iemand vaspakke(n) (Eigenbilzen) Omhelzen: iem. de armen om de hals slaan (omhelzen, om de hals/nek vallen, lief dujen) [N 108 (2001)] III-1-2
omhooggaan omhooggaan: omhoog given (Eigenbilzen), bwuvenop gwen (bovenop gaan)  omhoog gwèn (Eigenbilzen), opgaan: opgwen (Eigenbilzen), opstijgen: ballon  opstijgen (Eigenbilzen), rijzen: deeg  rijzen (Eigenbilzen) Omhooggaan, naar boven gaan (rijzen, (op)stijgen, omhoog gaan) [N 108 (2001)] III-1-2
omslagdoek (alg.) plag: plax, -plə, -pleͅkskə (Eigenbilzen) schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)] III-1-3
omslagdoek onder mantel of jak plaggetje: pleͅkskə (Eigenbilzen) omslagdoek die onder mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)] III-1-3
omslagdoek over mantel of jak sjerp: šērəp, -ə, -kə (Eigenbilzen) omslagdoek die over mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)] III-1-3