e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
onwel misselijk: misselek (Eigenbilzen), niet goed: ni goed (Eigenbilzen), nie goed (Eigenbilzen, ... ), B.v. ich viel mich nie goed.  nie goed (Eigenbilzen), ziek: zik (Eigenbilzen) hij is niet al te wel; hij is onpasselijk (de echte dialectwoorden hiervoor) [ZND 32 (1939)] || Onwel: zich niet gezond voelend (erg, onwel, niet goed, misselijk). [N 107 (2001)] || Onwel: zich niet gezond voelend (erg, onwel, onlustig, niet prut, kadies, dings). [N 84 (1981)] || Zich niet lekker voelen (niet lekker, niet goed, gammel, krank). [N 107 (2001)] III-1-2
onze-lieve-heer onze-lieve-heer: os livenheer (Eigenbilzen), slievenheer (Eigenbilzen) Onze Lieve Heer [slievenheer]. [N 96D (1989)] III-3-3
onze-lieve-vrouw onze-lieve-vrouw: os livevrew (Eigenbilzen), slievevrew (Eigenbilzen) Onze Lieve Vrouw [Lie(f)vrouw, Sliefvrouw]. [N 96D (1989)] III-3-3
onze-lieve-vrouweplaat onzelievevrouw van altijddurende bijstand: oze live vréw van alteeddurige bijstand (Eigenbilzen) Een plaat, afbeelding van O.L.V. van Altijddurende Bijstand. [N 96B (1989)] III-3-3
onzedigheid onzedigheids: onzedighets (Eigenbilzen) Onzedig, onzedigheid. [N 96D (1989)] III-3-3
onzevader onzevader: het onze vader (Eigenbilzen, ... ), Onze Vader (Eigenbilzen, ... ), Opm.: Een noster is een rozenhoedje  het Onze Vader (Eigenbilzen), vaderons: de vader ons, de voader ons (Eigenbilzen) Het door de priester gezongen Pater Noster, het Onze Vader. [N 96B (1989)] || Het gebed "Onze Vader", "Pater noster"[Vadder-óns, Vadder-ónzer, noster]. [N 96B (1989)] III-3-3
onzevaderkralen onzevaderkralen: de onze vader kralle (Eigenbilzen) De Onze-Vaderkralen (6 stuks). [N 96B (1989)] III-3-3
ooft kets: kets (Eigenbilzen) hoe heet een appel (soms appelschijf) die platgedrukt en in de oven gedroogd is [ZND 17 (1935)] III-2-3
oog oog: auch (Eigenbilzen), u:gə (Eigenbilzen) ogen [RND] || oog [N 10b (1961)] III-1-1
ooglid ogendeksel: ôgəndèksəl (Eigenbilzen) een ooglid, de oogleden (deksel van het oog) [ZND 34 (1940)] III-1-1