24140 |
kets |
duif, overige soorten:
kêts (Q162p Tongeren),
harde puntslag van een priktol:
ketze (Q003p Genk),
huismus, mus:
kets (L292p Heythuysen, ...
L325p Horn),
ketsch (L332p Maasniel),
onomatopee; mös is het normale woord, naast kets, en samenstellingen zoals hoesmös en hoeskets, daakmös, enz
kets (L288p Nederweert),
knikker:
keͅts (Q095p Maastricht),
ooft:
kets (P053p Berbroek, ...
Q072p Beverst,
Q086p Eigenbilzen,
Q004p Gelieren/Bret,
L413p Helchteren,
P118p Kozen,
P052p Schulen,
P119p Sint-Lambrechts-Herk,
P054p Spalbeek,
K361p Zolder,
Q001p Zonhoven),
ketsch (Q101p Valkenburg),
kēͅts (Q083p Bilzen),
keͅts (Q083p Bilzen),
käts (P057p Kuringen),
kéts (Q001p Zonhoven),
kɛts (L414p Houthalen, ...
Q089p Martenslinde),
’n keͅts (Q072p Beverst),
peer, soorten:
gedroogde stukjes appel of peer
ketsch (Q101p Valkenburg),
tondel:
keͅts (Q078p Wellen),
veldduif:
kets (Q074p Kortessem),
Et. L. Van de Kerckhove, Captiare in de Znl. dialecten (HCDT, XX, 1946, pag. 99-108) geeft kets veldduif op als ontwikkeld uit Lat. captiare (Fr. chasser).
kêts (Q162p Tongeren),
Ook: veldkets.
kets (Q077p Hoeselt)
I-7, III-2-1, III-2-3, III-3-2, III-4-1
|
|