id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
33469 | overdekte doorgang achter de dubbele toegangspoort | poortdak: pu̯ǫt˱dǭk (Eigenbilzen) | Achter de dubbele toegangspoort bevindt zich een ruimte, waarboven zich een dak of zolder bevindt. Deze ruimte geeft toegang tot een door woonhuis en bedrijfsgebouwen omgeven binnenplaats. Vergelijk ook afbeelding 6, gesloten hoeve. [N 5A, 77c; N 5, 110; div.; monogr.] I-6 |
33817 | overgevoelig paard | (een) zure: zūrǝ (Eigenbilzen) | Paard dat bij het zien van mensen geluiden en bewegingen maakt, maar zonder kwaadaardigheid. [N 8, 94e] I-9 |
28997 | overhandsen, omslingeren | oversteken: jɛ̄vǝrstɛ̄kǝ (Eigenbilzen) | Overhandsen is bij elke steek de draad over de zoom toehalen, terwijl omslingeren het rafelen moet voorkomen. Voor overhandsen en omslingeren wordt wel dezelfde steek gebruikt, maar er zijn toch verschillen. Bij overhandsen is er sprake van twee lagen of twee stukken stof, bij omslingeren is er slechts sprake van één stuk stof; bij overhandsen is er sprake van het aan elkaar bevestigen van twee delen, bij omslingeren van beveiligen van de stofrand tegen uitrafelen. Beide begrippen zijn in dit lemma ondergebracht. [N 59, 66; N 59, 65; N 59, 67; N 62, 15a; N 62, 15b; N 62, 15c; Gi 1.IV, 30] II-7 |
18695 | overhemd | overhemd: jevərhimə (Eigenbilzen) | overhemd [ingels hemd, sporthemd, frontj] [N 23 (1964)] III-1-3 |
17889 | overhoop halen | ondersteboven halen: onnerste bweuve hoale (Eigenbilzen), onnerste bwuve hoale (Eigenbilzen), overhoop halen: overhoop = jeverhoop jeverhoop hoale(n) (Eigenbilzen) | Overhoop halen (modden, onderste boven / ondereen / overhoop halen) [N 108 (2001)] III-1-2 |
22766 | overige jaarvuren | kermisdries: kèrməsdries (Eigenbilzen), kermisdriesvuur: kèrməsdriesvuur (Eigenbilzen) | Welk jaarvuur kent (kende) men bij u (b.v. Vasten-, Paas-, of St.-Maartensvuur)? [ZND 17 (1935)] III-3-2 |
18553 | overjas (alg.) | overjas: ieͅvərjas (Eigenbilzen), jēͅvərjas (Eigenbilzen), zwatə jēͅvərjas (Eigenbilzen) | herenoverjas; inventarisatie huidige uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || jas, lange zwarte (over)~ [pergeerjas, -keel, flankert] [N 23 (1964)] || overjas, lange ~, dik en warm [euverpalto, palzeer, jaager] [N 23 (1964)] III-1-3 |
33897 | overkoot | over de poten schieten: jɛvǝr dǝ pōtǝ šitǝ (Eigenbilzen) | Het voorwaarts doorknikken van de koot van het voorbeen van het paard als gevolg van een verstuiking of van een forcering door te hard te trekken. Zie afbeelding 13. [JG 1b; N 8, 73b, 93a, 93b en 95m] I-9 |
33560 | overrijp, beurs | melig: mèlig (Eigenbilzen) | Te rijp en daardoor droog en korrelig, gezegd van een vrucht (meelachtig, melen, versleten, melig). [N 82 (1981)] I-7 |
25065 | overschot, restant | klatsje: kletske (Eigenbilzen), rest: res (Eigenbilzen) | dat wat over is gebleven van een oorspronkelijk aantal, hoeveelheid of geheel [rammenant, rest, solde, klak] [N 91 (1982)] || een klein overschot [kwets, kwats, klats, klets, klas] [N 91 (1982)] III-4-4 |