18712 |
regenpijpen |
regenbroek:
rēͅŋərbruk (Q086p Eigenbilzen)
|
regenbroek die uit twee delen bestaat [piepe, reegenpiepe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
17904 |
reiken naar |
reiken naar:
rèèke noa iets (Q086p Eigenbilzen)
|
reiken, met de handen naar iets reiken [iest beraome] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21195 |
reis |
reis:
reis (Q086p Eigenbilzen)
|
het gaan van een plaats naar een andere, meestal met een of ander vervoermiddel (reis) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21201 |
reiskoffer |
valies (<fr.):
valies (Q086p Eigenbilzen)
|
Het voorwerp van leer, stof, riet om goederen mee op reis te nemen [koffer, valies] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21196 |
reizen |
op reis gaan:
op reis guèn (Q086p Eigenbilzen)
|
een reis ondernemen [reizen, pelgrimmen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19388 |
rek |
schap:
[òò = de \"ou\"van het engelse \"(you) ought\
sjòòp (Q086p Eigenbilzen)
|
Soort kast van latten en planken, zonder deur, om iets in op te bergen, b.v. in de keuken (rek, schap, hang) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
21455 |
rekenen |
cijferen:
cijferen (Q086p Eigenbilzen)
|
rekenen [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
21740 |
rekruut |
schacht:
schacht (Q086p Eigenbilzen)
|
een soldaat die net in dienst is [rekruut, groentje, schacht] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23403 |
relikwie |
relikwien:
de relekwieën (Q086p Eigenbilzen),
relekwieën (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen)
|
De vereerde overblijfselen van heiligen of zaken die met Christus, Maria of een heilige in aanraking zijn geweest, relieken, relikwieën. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23404 |
relikwiekastje |
schrijn:
het shreen (Q086p Eigenbilzen)
|
Het kastje waarin relikwieën bewaard worden, reliekschrijn. [N 96A (1989)]
III-3-3
|