e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

Gevonden: 4312

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aanbidding van het allerheiligste aanbidding van het allerheiligste: de aanbidding van het allerheiligste (Eigenbilzen) De aanbidding van het Allerheiligste. [N 96B (1989)] III-3-3
aandeel, part part: (lange doffe o).  pòòt (Eigenbilzen), portie: pwosse (Eigenbilzen) het deel van het geheel dat men krijgt [garant, rantsoen, part, portie, deel] [N 91 (1982)] III-4-4
aangeven, verklikken overdragen: jèverdroage (Eigenbilzen), (= overdragen).  jèverdroage (Eigenbilzen) heimelijk een overtreding of misdrijf aangeven [bij de overheid] [klikken, verklikken, paanderdragen, klikspanen] [N 90 (1982)] || klikken; Welk woord gebruikt u in uw dialect voor het doorvertellen aan vader, moeder of onderwijzer van iets, waarvoor een ander kind straf kan krijgen? [DC 48 (1973)] III-3-1
aanhitsen hissen: hissen (Eigenbilzen) Hoe noemt u een hond kwaad maken, aanhitsen (hitsen, hissen, opkiezen) [N 83 (1981)] III-2-1
aanhoudend bepoetelen vertettelen: vertettelen (Eigenbilzen) aanhoudend in de handen nemen [haffele, verhandvollen] [N 10 (1961)] III-1-2
aanlopen aanlopen: a:nloupə (Eigenbilzen), aonlôpən (Eigenbilzen), ānlōͅpə (Eigenbilzen), een aanloop pakken: nen oanloap pakke (Eigenbilzen), loop nemen: luip nømə (Eigenbilzen), zijn aanloop nemen: z`n aanluip neumen (Eigenbilzen) Om ver te kunnen springen, begint een jongen eerst te lopen; hoe zegt men in uw dialect: "De jongen moet ..."? [ZND 37 (1941)] III-3-2
aanmeten (de) maat pakken: dǝ mǭt pakǝ (Eigenbilzen) Het nemen van de voor een kledingstuk vereiste maten. Bij de heren neemt men de maat van de rughoogte, taillelengte, gehele lengte van het kledingstuk, (halve) rugbreedte, ellebooglengte, mouwlengte, borstbreedte, bovenwijdte, taillewijdte, zitwijdte, armsgatdiepte, verhoudingsmaat, schouderhoogte, korte schouderhoogte, avancement, buikvoorsprong, lendebreedte; opening, lengte en zijlengte van het vest; knielengte, zijlengte, tussenbeenlengste, bandwijdte, zitwijdte, kniewijdte en voetwijdte van de broek (Papenhuyzen II, pag. 5 e.v.). Bij de dames neemt men de maat van de rughoogte, taillelengte, gehele lengte (halve) rugbreedte, ellebooglengte, mouwlengte, borstbreedte, eerste bovenwijdte, tweede bovenwijdte, taillewijdte, heupwijdte, armsgatdiepte, bustehoogte, verhoudingsmaat, voorlengte tot de rughoogtelijn, voorlengte tot de taillelijn, schouderhoogte, avancement, achterlengte, zijlengte, voorlengte, taillewijdte, heupwijdte en onderwijdte van de rok (Papenhuyzen I, pag. 6 e.v.). Zie voor het aanmeten o.a. afb. 23. [N 59, 43; N 62, 2a] II-7
aanranden aanvallen: aonvallən (Eigenbilzen) aanranden [ZND 32 (1939)] III-3-1
aanrijgen rijgen: rijgen (Eigenbilzen) tot een snoer verenigen [ritsen, resemen, rijgen] [N 91 (1982)] III-4-4
aanstaan gaden: klinkt als boy  dat zol ⁄m gőiən (Eigenbilzen) Dat zal hem gaden (bevallen, aanstaan). [ZND 35 (1941)] III-1-4