29116 |
slijtsel |
pluisje:
pløskǝ (Q086p Eigenbilzen)
|
Datgene wat van de stof of het kledingstuk afslijt. [N 62, 46]
II-7
|
19282 |
slim |
bekwaam:
bekwoam (Q086p Eigenbilzen),
rap:
rap (Q086p Eigenbilzen),
slim:
slim (Q086p Eigenbilzen)
|
een zeer goed verstand hebbend en zeer vlug van begrip [schrander, slim, hel] [N 85 (1981)] || vindingrijk in het bedenken van hulpmiddelen, in het raden etc.; [slim, ont, vossebillen gegeten hebbend] [N 85 (1981)] || vlug van begrip [vinnig, rap] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25072 |
slinken, minder worden |
slinken:
slinken (Q086p Eigenbilzen)
|
minder worden in massa en omvang [slonken, slinken, zakken, slappen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18228 |
slip |
slip:
heməslep (Q086p Eigenbilzen),
slip (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen,
Q086p Eigenbilzen)
|
afhangend eind van een kledingstuk [slip, klamp] [N 86 (1981)] || Afhangend einde van een kledingstuk [slip, klamp] [N 114 (2002)] || hemdslip, pand van een hemd [slup, slipruiter, geer, vaan, lesj, hemsjlup] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18694 |
slip-over |
pullover:
pølovər (Q086p Eigenbilzen)
|
slipover, truivest zonder mouwen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18270 |
slipjas |
slipjas:
slepjas (Q086p Eigenbilzen)
|
jacquetjas, zwarte jas met lange achterpanden [pitteleer, pieteloer, slipjas, frak, batsesleeger, billentikker, klaovert, steekert] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
17948 |
sloffen |
schroevelen:
sjroevele (Q086p Eigenbilzen),
sloffen:
sluffe (Q086p Eigenbilzen),
sluffe(n) (Q086p Eigenbilzen),
sluffen (Q086p Eigenbilzen)
|
sloffen: Zodanig lopen dat de zool over de grond schuift (sloffen, slerven, klossen). [N 84 (1981)] || Zodanig lopen dat de zool over de grond schuift (sloffen, klossen, sjroevelen, sjroeffelen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
17695 |
slokdarm |
slokdarm:
slukdèèrm (Q086p Eigenbilzen)
|
slokdarm [krop, gorgel] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18977 |
slons (slodder?) |
sloor:
sloor (Q086p Eigenbilzen)
|
een haveloze, slordige vrouw [slodder, sloor, slons, luns, klons, slos, lameer] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22340 |
slootjespringen |
beekspringen:
bjèk sprenge (Q086p Eigenbilzen),
over de beek springen:
jèvver de bjèk sprenge (Q086p Eigenbilzen)
|
slootje springen [pikkelegen, sponselen, kapoetelen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|