21602 |
stemmen |
stemmen:
stemmen (Q086p Eigenbilzen)
|
zijn stem uitbrengen bij verkiezingen [stemmen, doppen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21487 |
stempelen |
doppen:
doppe (Q086p Eigenbilzen),
doppen (Q086p Eigenbilzen)
|
het laten afstempelen door een werkloze van een formulier als bewijs dat hij geen regelmatige arbeid verricht heeft [doppen, stempelen] [N 90 (1982)] || stempelen
III-3-1
|
22663 |
stemvork |
stemvork:
stemvork (Q086p Eigenbilzen),
stemvèrk (Q086p Eigenbilzen)
|
het instrument in de vorm van een U-vormig omgebogen stalen stang waarmee men een onveranderlijke toon voortbrengt die geschikt is om instrumenten te stemmen [toonijzer, stemvork] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
19522 |
stenen pot, keulse pot |
pot:
pot (Q086p Eigenbilzen)
|
een stenen pot (hard gebakken, blauwgrijs) [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|
20323 |
sterven |
hemelen:
Minder ernstig
hiemele (Q086p Eigenbilzen),
hemelen gaan:
er es hiemele gegange
hiemele gwén (Q086p Eigenbilzen),
kapotgaan:
kepot gwèn (Q086p Eigenbilzen),
kǝpǫt˲guǝn (Q086p Eigenbilzen),
sterven:
stèèrve (Q086p Eigenbilzen),
ps. niet omgespeld! (geen spellingssysteem aangegeven).
stɛ:rvə (Q086p Eigenbilzen)
|
Doodgaan, gezegd van een dier. [N 38, 17b] || Hoe noemt u sterven, gezegd van dieren (kreperen, kapotgaan, doodgaan) [N 83 (1981)] || sterven van een mens [N 38 (1971)] || sterven, doodgaan, hemelen gaan [sjterreve, hiemmelejoaë] [N 96D (1989)]
I-11, III-2-2, III-4-2
|
24822 |
sterven van een plant |
kapot gaan:
ps. niet omgespeld! (geen spellingssysteem aangegeven).
kəpòt gwən (Q086p Eigenbilzen)
|
sterven van een plant [N 38 (1971)]
III-4-3
|
24059 |
stervensgebed |
stervensgebed:
het stervesgebed (Q086p Eigenbilzen)
|
Een gebed voor een stervende, "stervensgebed"[sjtervejebed]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21116 |
stevig, gezegd van voedsel |
straf:
straf (Q086p Eigenbilzen)
|
stevig, gezegd van voedsel (straf) [N 91 (1982)]
III-2-3
|
20151 |
stiefdochter |
stiefdochter:
stiefdochter (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen)
|
De dochter van een tweede man of vrouw (stiefdochter) [N 115 (2003)]
III-2-2
|
20338 |
stiefouders |
stiefouders:
stiefaas (Q086p Eigenbilzen),
beide aaers = ouders
stiefaaers (Q086p Eigenbilzen)
|
De tweede man of vrouw van je moeder of vader (stiefouders) [N 115 (2003)]
III-2-2
|