e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

Gevonden: 4312
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blazen blazen: bləzə (Eigenbilzen), spijen: speie (Eigenbilzen) blazen [N 10b (1961)] || Hoe noemt u het geluid dat katten voortbrengen als zij kwaad zijn (blazen, spuwen) [N 83 (1981)] III-1-1, III-2-1
bleek bleek: blèèk (Eigenbilzen), he͂ ès zoo blēk (Eigenbilzen) Flets: ongezond bleek of vaal van gelaatskleur (flets, geeps, kwips, pips). [N 84 (1981)] || hij is zo bleek [ZND 21 (1936)] III-1-2
blijven hangen, blijven plakken plakken: plekken (Eigenbilzen) ergens steeds maar blijven, niet weg willen gaan [kleven, pekken, hukken, persten, plersten, pleisteren] [N 91 (1982)] III-4-4
blijven wachten blijven: bleeven (Eigenbilzen), bleven (Eigenbilzen) blijven [ZND 25 (1937)] || niet verder gaan, blijven [letten, banken, banketeren, wijlen, blijven] [N 91 (1982)] III-4-4
blikaars kontzweer: kontzwèr (Eigenbilzen) Uitslag, zweren op het achterwerk (blikaars, blikgat, blekker, blik). [N 107 (2001)] III-1-2
bliksem, bliksemflits bliksem: bliksem (Eigenbilzen) bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)] III-4-4
bliksemafleider donderijzer: donnerezer (Eigenbilzen) Inrichting om de bliksem af te leiden en onschadelijk te maken; gewoonlijk een van het dak tot in de grond lopende metalen staaf (bliksemafleider, donderroede, donderkruit, donderspil) [N 79 (1979)] III-2-1
bliksemen bliksemen: het bliksemt (Eigenbilzen, ... ), weerlichten: het wêrlicht (Eigenbilzen, ... ) bliksemen [ZND 21 (1936)] || het bliksemt [ZND 01 (1922)] III-4-4
blindemannetje spelen blinddoek: blindoek spjeule (Eigenbilzen), blindekoe: blinde koe (Eigenbilzen), blindemannetje: blindemanneke (Eigenbilzen), katerenmommen: kaoteremomme (Eigenbilzen), katermommen: kaottermomme (Eigenbilzen) Blindemannetje spelen. || het spel waarbij één van de spelers die de anderen moet vangen geblinddoekt is [kakkemommen, blindemannetje, blindekoe, blindekoekoek] [N 112 (2006)] || Het spel waarbij één van de spelers die de anderen moet vangen geblinddoekt is [kakkemommen, blindemannetje, blindekoe, blindekoekoek]. [N 88 (1982)] III-3-2
blinken, glimmen, glanzen blinken: blinken (Eigenbilzen) een glans van zich geven [glimmen, glanzen, blinken] [N 91 (1982)] III-4-4