e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
varkensstal, varkenshok varkenskot: vǭ.rkǝskǫt (Eigenbilzen), varkensstal: vē̜ ̞.rkǝs[stal] (Eigenbilzen) De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.] I-6
varkenstrog trog: truǝx (Eigenbilzen), tru̯ǫx (Eigenbilzen  [(mv tru̯ęx)]  ) De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. [N 5A, 60d; A 4, 4d; L 8, 19; L 20, 4d] I-6
varkenswei varkenshofje: vɛrkǝs˱hē̜ ̞fkǝ (Eigenbilzen) De met een houten schutting of prikkeldraad omheinde ruimte in de open lucht waar de varkens lopen. Vaak wordt de boomgaard als varkenswei gebruikt. [N 5A, 61a; N 76, 41a; A 10, 9e] I-6
vaste boord bandje: benšə (Eigenbilzen), boord: bwot (Eigenbilzen) Hoe noemt U: de boord [N 62 (1973)] || kraag, vaste halsboord van een overhemd [N 23 (1964)] III-1-3
vaste uitwerpselen klunteren: klentǝrǝn (Eigenbilzen) In de vragen L 20, 22f en A 4, 22f werd ook gevraagd naar het gebruik van schapenmest. Uit de antwoorden blijkt dat schapenmest kon dienen als bemesting in het algemeen en als weiland- en bloembemesting. Ook vermengde men schapenmest met stalmest. Schapenmest werd wel eens gebruikt om stokbomen in te planten. [N 77, 122; L 20, 22f; A 4, 22f; A9, 24c] I-12
vaste voer- en drinkbak krib: kręp (Eigenbilzen) De opgemetselde bak of goot, soms in vakken verdeeld, die vóór de koeien langs loopt, waaruit de koeien eten en drinken. De hoogte van de bak verschilt van plaats tot plaats. Het water wordt het laatst in de bak gedaan. De bak is dan meteen schoon. Zie ook het vorige lemma "voer- en drinkgoot" (2.2.14). Zie ook afbeelding 10 bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 37b; N 4, 76; N 5, 96; L 1, a-m; L A1, 174; S 19; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10] I-6
vasten nuchter blijven: nuchter bleve (Eigenbilzen), vasten: vaste (Eigenbilzen), vasten (Eigenbilzen) Het zich geheel of gedeeltelijk onthouden van eten; in het bijzonder: slechts eenmaal per dag een volle maaltijd gebruiken, vasten [vaste, va.ste]. [N 96D (1989)] III-3-3
vastenavond carnaval: carnaval (Eigenbilzen), vastelavond: vasteloaved (Eigenbilzen), vestelovend (Eigenbilzen), vestəlu:vət (Eigenbilzen), Mèt vesteloavet muste dch vermomme.  vesteloavet (Eigenbilzen), Sub gevreer: t Doert nog lang ee t gevreer oot de grond ès, t ès al vestelaoved im.  vesteloaved (Eigenbilzen), Sub mombakkes: Mèt vesteloavet zèt iederèèn ze mombakkes op.  vesteloavet (Eigenbilzen) De optocht met carnaval [cavalcade]. [N 88 (1982)] || De zondag vóór Aswoensdag, vastenavond [vasteloaëved]. [N 96C (1989)] || vastenavond [RND] || Vastenavond. III-3-2
vastendag vastendag: vastendaog (Eigenbilzen), vastendoag (Eigenbilzen) Een vastendag [vassendag, vasseldag]. [N 96D (1989)] III-3-3
vastenpreek vastenpreek: vasteprèk (Eigenbilzen), vasteprèèk (Eigenbilzen) De vastenpreek tijdens het lof op de zondagen van de vasten. [N 96C (1989)] III-3-3