| 24057 |
viaticum |
communie (<lat.):
kemmiene (Q086p Eigenbilzen),
ons heer:
os heer on ne stervende géve (Q086p Eigenbilzen)
|
De H. Communie als teerspijs voor een stervende, viaticum. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 23910 |
vier uitersten |
vier uitersten:
vier ooterste (Q086p Eigenbilzen),
vier ootersten (Q086p Eigenbilzen)
|
De vier uitersten van de mens (te weten: dood, oordeel, hemel, hel) [toponiem te Meijel: de Vruttersjte]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 22832 |
vieren |
vieren:
gəvi:rt (Q086p Eigenbilzen)
|
gevierd [RND]
III-3-2
|
| 31386 |
vierkante vijl |
vierkante vijl:
vīrkantǝ vęjl (Q086p Eigenbilzen),
vierkantige vijl:
vīrkɛntegǝ vęjl (Q086p Eigenbilzen)
|
Stalen vijl waarvan het blad vierkant van doorsnede is en vanaf het midden naar het uiteinde iets spits toeloopt. De vierkante vijl dient voor het vijlen van vierkante gaten, hoeken, etc. Zie ook afb. 103. [N 33, 91; N 33, 93]
II-11
|
| 20574 |
vieruursboterham |
koffie, de -:
koffee (Q086p Eigenbilzen),
nachternoen, de -:
natəroͅnnə (Q086p Eigenbilzen)
|
namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 16 uur [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
| 23762 |
vigilie |
vigilieavond:
vigilieoaved (Q086p Eigenbilzen)
|
De avond vóór een kerkelijke feestdag [vigilie, heiligavond]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
| 21537 |
vijf centiem |
knabje:
knepke (Q086p Eigenbilzen),
n knepkə (Q086p Eigenbilzen)
|
Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 5 centimes? [ZND 28 (1938)] || een muntstuk van vijf centimes (in België) [solleke, knepke, halve sol] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
| 23739 |
vijf wonden van christus |
vijf wonden van christus:
de vijf won van Christus (Q086p Eigenbilzen)
|
De vijf wonden, de kruiswonden van Christus [de vunnef wónde?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 21538 |
vijfentwintig centiem |
kwartje:
kwartje (Q086p Eigenbilzen),
ə kwartsjə (Q086p Eigenbilzen)
|
Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 25 centimes? [ZND 28 (1938)] || een muntstuk van 25 centimes (in België) [kwartje] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
| 20894 |
vijg |
vijg:
vieg (Q086p Eigenbilzen)
|
De eetbare, zoete, vlezige vrucht van de vijgeboom (vijg, smeerlap, vijgedaal). [N 82 (1981)]
III-2-3
|