e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vleesmade, larve van de bromvlieg made: mooi (Eigenbilzen) made [ZND 38 (1942)] III-4-2
vleien de blok slepen: de blok sleipen (Eigenbilzen), fletsen: Hē kan fletsən (Eigenbilzen), flikflooien: Van Dale: flikflooien, 1. met baatzuchtige bedoelingen vleien, kruipen; -2. aanhalerig liefkozen.  flikflooien (Eigenbilzen), mouwvegen: mouwvêgən (Eigenbilzen) een bloksleper (vleier) of andere woorden voor vleier, mouwveger enz. [ZND 32 (1939)] || Hij kan flikflooien (laag vleien, mouwstrijken, enz.). [ZND 23 (1937)] || iemand dingen zeggen die hem aanstaan en aangenaam zijn, maar die overdreven en onwaar zijn, om bij hem in een goed boekje te komen staan [mouwvegen, mouwstrijken, afluizen, fletsen, lemmen, loeflokken, vleien, bakkeleien, flodderen] [N 85 (1981)] III-3-1
vleier fletser: fletsen (Eigenbilzen), flikflooier: flikflooier (Eigenbilzen), mouwveger: mouwveger (Eigenbilzen) een bloksleper (vleier) of andere woorden voor vleier, mouwveger enz. [ZND 32 (1939)] || een persoon die graag vleit [zie vraag 365] [bloksleep, bloksleper, fleerbaard, kontekruiper, mouwveger] [N 85 (1981)] III-3-1
vleugel vleugel: vljegel (Eigenbilzen) vleugel: elk der beide lichaamsdelen van vogels die hun tot vliegen dienen (wiek, zwing, vlerk, vleugel) [N 83 (1981)] III-4-1
vliegenraam, hor vliegenraam: vliegeroam (Eigenbilzen) Vlechtwerk van metaaldraad in een raam gevat dat voor een venster wordt gezet om het binnenvliegen van insekten te beletten (hor, horretje, zeef, draad) [N 79 (1979)] III-2-1
vlieger vlieger: vlieger (Eigenbilzen, ... ), waaier: /  waaier (Eigenbilzen, ... ) / [SND (2006)] || Het speelgoed bestaande uit een licht gestel, met papier bespannen, dat aan een lang touw in de lucht opgelaten wordt [vlieger, boog, draak, beugel, vliegaard, vliegerd]. [N 88 (1982)] || Lievelingsspel 3. [SND (2006)] III-3-2
vliegtuig vliegmachine: vliegmesjien (Eigenbilzen) het toestel waarmee men kan vliegen [vliegtuig, vliegmachine, vlieger] [N 90 (1982)] III-3-1
vliegveld vliegplein: vliegplein (Eigenbilzen) het grote, effen terrein met verharde banen van waaraf vliegtuigen kunnen opstijgen en waar zij weer kunnen landen [vliegveld, vliegplein] [N 90 (1982)] III-3-1
vliering zoller: zoller (Eigenbilzen) Verdieping boven een zolder, onder de pannen, meestal gebruikt als opslagruimte (vliering, scheerzolder, bovenzolder, hanezolder) [N 79 (1979)] III-2-1
vlinder pepel: pi:əpəl (Eigenbilzen), piepel (Eigenbilzen, ... ), pīpəl (Eigenbilzen) vlinder [GV Gr (1935)], [ZND 16 (1934)], [ZND 18G (1935)] || vlinder, pepel [RND] III-4-2