34304 |
volwassen, mannelijk varken (ongesneden) |
beer:
bēr (Q086p Eigenbilzen)
|
De benamingen in dit lemma duiden op het volwassen, ongesneden, mannelijk varken. Opgaven voor het volwassen, ongesneden, mannelijk varken die beantwoorden aan de woordtypen berg en barg zijn verplaatst naar het lemma ''gesneden mannelijk varken'' (1.2.2). Zie afbeelding 1. [N 19, 7; RND 46 en 84; S 2; A 4, 4a; L 1a-m; L 20, 4a; L 37, 49d; L 14, 12; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
20313 |
volwassen, volgroeid |
groot:
groot (Q086p Eigenbilzen),
geworden
groot gewjunne (Q086p Eigenbilzen),
volwassen:
volwasse (Q086p Eigenbilzen)
|
volwassen; volgroeid, de volle wasdom bereikt hebbend [volwas-sen, volslagen] [N 115 (2003)] || volwassen; volgroeid, de volle wasdom bereikt hebbend [volwassen, volslagen] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
19412 |
vonk |
vonk:
vonk (Q086p Eigenbilzen),
voͅŋk (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen)
|
Brandend of gloeiend deeltje dat ergens afvliegt (kester, vonk, geinster, sprankel, kleister) [N 79 (1979)] || vonk, geinster [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-2-1
|
20174 |
voogd |
momber:
mommer (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen)
|
iemand aan wie door de wet, de rechter of bij testament de taak is opgedragen om voor de belangen van de minderjarige kinderen te zorgen en hen te vertegenwoordigen i.p.v. de ouders [voogd, mommer, momber, mombaar, toeziender] [N 87 (1981)] || voogd (over minderjarige kinderen) [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
18963 |
voor de gek houden |
foppen:
foppen (Q086p Eigenbilzen),
kloten:
kloten (Q086p Eigenbilzen),
plagen:
ploagen (Q086p Eigenbilzen),
verneppelen:
cf. VD s.v. "neppen
verneppelen (Q086p Eigenbilzen)
|
op onschuldige of grappige wijze misleiden, voor de gek houden [foppen, kullen, vernachelen, verpieren, bekeukelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23724 |
voorbidden |
voorbeden:
vjèrbèë (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen),
vjérbée (Q086p Eigenbilzen)
|
Voorbidden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24025 |
voorbruidje |
voorengel:
ne vjérengel (Q086p Eigenbilzen)
|
Het bruidje dat de stoet van eerste-communicantjes opent, d.w.z. vooropgaat [veuringel]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23905 |
voorgeborchte |
voorgeborchte:
vjergebergte (Q086p Eigenbilzen),
vjèrgeborchte (Q086p Eigenbilzen)
|
Het voorgeborchte van de hel [vörgebörchte]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23384 |
voorgeborchte van de biechtstoel |
voorgeborchte:
het vjèrgebèrgte (Q086p Eigenbilzen)
|
Dat gedeelte van de biechtstoel, waar de biechteling neerknielt [voorgeborchte?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
29951 |
voorhamer |
voorhamel:
v(j)ęrhǭmǝl (Q086p Eigenbilzen)
|
Zware, ijzeren hamer met lange steel die met beide handen vastgehouden wordt. De pen van deze hamer staat meestal dwars ten opzichte van de steel. Zie ook afb. 35 en 36. Volgens het Tungelroys woordenboek (pag. 245) en het Tongers woordenboek (pag. 661) werd de voorhamer gebruikt bij het grove en zware werk. [N 33, 69; N 64, 40h; N 66, 26; L B2, 233; monogr.]
II-11
|