17747 |
voorhoofd |
voorkop:
de ojers van zənə vjérkop (Q086p Eigenbilzen)
|
de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)]
III-1-1
|
17718 |
voorhuid |
eikelvel:
eekelvel (Q086p Eigenbilzen)
|
voorhuid van de penis [N 10c (1995)]
III-1-1
|
33799 |
voorknie |
knieschijf:
knieschijf (Q086p Eigenbilzen)
|
Knie van een voorbeen. Zie afbeelding 2.22. [JG 1a, 1b; N 8, 32.5, 32.9, 32.10 en 32.11]
I-9
|
18889 |
voornemen |
plan:
plan (Q086p Eigenbilzen)
|
wat men zich voorgenomen heeft, een plan [opzet, voornemen, plan] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23989 |
voornemen om niet meer te zondigen |
voornemen:
vjèrnjème maoke (Q086p Eigenbilzen),
voornemen voor niet meer te zondigen:
het vjérnjéme vér nimee te zondige (Q086p Eigenbilzen)
|
Het voornemen om niet meer te zondigen [de vuërzats]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19007 |
voornemens zijn |
van plan zijn:
van plan zien (Q086p Eigenbilzen)
|
van plan zijn, het voornemen hebben [getijd zijn/hebben, betijd hebben, vörgers zijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21855 |
voorraad |
reserve (<fr.):
reserve (Q086p Eigenbilzen),
voorraad:
vjerroad (Q086p Eigenbilzen)
|
de hoeveelheid goederen die in een winkel aanwezig is om te verkopen [voorraad, reserve, mörske] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
25471 |
voorschoot |
schootvel:
šǫtǝl (Q086p Eigenbilzen)
|
De doorgaans van leer vervaardigde voorschoot van de smid en loodgieter. [N 33, 4; N 64, 163a; L B1, 65c; monogr.]
II-11
|
18278 |
voorschoot, schort (alg.) |
schortel:
sjottel (Q086p Eigenbilzen),
sjottəl (Q086p Eigenbilzen),
Uitspr. sjottel. Geh. Eygenbilsen en omstreken (V, 25).
schortel (Q086p Eigenbilzen)
|
schort || voorschoot (door vrouwen gedragen) [ZND 17 (1935)]
III-1-3
|
33353 |
voorstal, voedergang |
voorgang:
vi̯ęrgaŋk (Q086p Eigenbilzen),
voorstal:
vi̯ęr[stal] (Q086p Eigenbilzen)
|
Het voorste gedeelte van de stal, gelegen tussen de (brand)muur van het woongedeelte en de voedergoot van de koeien. In een enkele dwarsstal, waarin de koeien met de kop naar het woongedeelte gekeerd staan, is het tevens de voedergang. In een dubbele dwarsstal, waarin de koeien met de staart naar elkaar toe staan, is de voorstal meestal de wat bredere voedergang langs de voorste rij koeien. In een dubbele dwarsstal, waarin de koeien met de kop naar elkaar toe staan, bevindt de voorstal zich opzij van de dubbele koeienstand. In een dubbele langsstal, waarin twee rijen koeien in de lengterichting van de stal staan, is het de vrije ruimte tussen het woonhuis en de dubbele koeienstandplaats. In de voorstal wordt het voer klaar gemaakt, wordt voer voor direct gebruik bewaard en bevinden zich toestellen en machines, zoals bietensnijmachine en veevoederkookketel. De voorstal is soms een tussen stal en keuken gelegen, apart vertrek geworden. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie afbeelding 8. [N 5A, 34a, 40a, 46a en 48a; N 4, 72 en 77; S 50; monogr.]
I-6
|