e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vrouwenondergoed ondergoed: ondergoed (Eigenbilzen), vrouwenondergoed: vraeweonnergoëd (Eigenbilzen), vrewwe onnergoed (Eigenbilzen), vrewwe-ondergoed (Eigenbilzen) Ondergoed voor vrouwen. [DC 62 (1987)] || Vrouwenondergoed [ook: lingerie, linergie?] [N 114 (2002)] III-1-3
vrouwenonderhemd? hemd: himme (Eigenbilzen), vrouwluihemd: vreleihemə (Eigenbilzen) onderhemd voor vrouwen [N 25 (1964)] || Onderhemd voor vrouwen. Hoe noemt men in uw dialect het hemd dat onder de bovenkleding wordt gedragen, direct op het lichaam: van vrouwen? [DC 62 (1987)] III-1-3
vrouwziek hoerjager: hoerjèger (Eigenbilzen) vrouwziek [keeterig] [N 10C (zj)] III-2-2
vrucht zetten spenen: spènen (Eigenbilzen) Vruchten vormen, vrucht zetten (spenen, laden). [N 82 (1981)] III-4-3
vruchtgebruik vruchtgebruik: vruchtgebreek (Eigenbilzen) hoe heet het levenslang vruchtgebruik van een goed bv. van een huis ? [ZND 32 (1939)] III-3-1
vruchtvlies watervlies: woatervlies (Eigenbilzen) Vlies waarin het ongeboren kind zich bevindt (helm). [N 115 (2003)] III-2-2
vuil waterx smerig water: smèrig woater (Eigenbilzen) vuil water [mooswater, getwater] [N 81 (1980)] III-4-4
vuist vuist: voos (Eigenbilzen) vuist [N 10 (1961)] III-1-1
vuistslag op de rug dof: korte oe  doef (Eigenbilzen) Een slag met de vuist op de rug (bij sommige kinderspelen). [ZND 33 (1940)] III-3-2
vuurtang, sinteltang vuurtang: virtaŋ (Eigenbilzen) vuurtang [N 05A (1964)] III-2-1