17975 |
ziek |
ziek:
zik (Q086p Eigenbilzen)
|
ziek [ZND 39 (1942)]
III-1-2
|
17977 |
ziekelijk |
smekelijk:
smèkelik (Q086p Eigenbilzen),
ziekelijk:
zikkelek (Q086p Eigenbilzen),
zikkelik (Q086p Eigenbilzen)
|
Ziekelijk: telkens ziek (ziekelijk, krenkelig, sukkelig, ongans). [N 107 (2001)] || Ziekelijk: telkens ziek (ziekelijk, ongans, lelijk, zuchtig). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18155 |
ziekenhuis |
hospitaal:
hospitaal (Q086p Eigenbilzen),
hospitel (Q086p Eigenbilzen),
hospitoal (Q086p Eigenbilzen)
|
Ziekenhuis: inrichting voor het verplegen van zieken (hospitaal, gasthuis). [N 84 (1981)] || Ziekenhuis: inrichting voor het verplegen van zieken (ziekenhuis, (ho)spitaal, gasthuis, krankenhuis). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
24053 |
ziekenlantaarn |
flambouw (<fr.):
flambouw (Q086p Eigenbilzen),
lantaarn (<fr.):
de lantjan (Q086p Eigenbilzen)
|
De lantaarn die door de misdienaars gedragen wordt als Ons Heer naar een zieke wordt gebracht [lanteer]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24089 |
ziekenzuster |
ziekenzuster:
ziekezuster (Q086p Eigenbilzen)
|
Een zuster die zich bezig houdt met de verpleging van zieken [leefdezuster]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17980 |
ziekte |
ziekte:
dij ziekdə es bəsmèttəlik (Q086p Eigenbilzen)
|
die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
23338 |
ziel |
ziel:
ziel (Q086p Eigenbilzen),
Recentere vorm: ziel
zeel (Q086p Eigenbilzen)
|
De ziel [zieël, zie.l, zeel]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23617 |
zielboek |
jaargetijde:
de joargetijde (Q086p Eigenbilzen)
|
Het zielenboek, het register van overledenen, wier namen op vaste tijden van de preekstoel werden afgelezen, voorzover de nabestaanden het zielenboekgeld hadden voldaan [zielboek, dodenlijst?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23908 |
zielenheil |
zaligheids:
z`n zoalegèts (Q086p Eigenbilzen),
zielenheil:
zieleheil (Q086p Eigenbilzen)
|
Het zieleheil. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17783 |
zien, kijken |
loeren:
kijken wordt volgens de informant niet gebruikt.
loeren (Q086p Eigenbilzen),
zien:
zīn (Q086p Eigenbilzen),
kijken wordt volgens de informant niet gebruikt.
zien (Q086p Eigenbilzen)
|
kijken [ZND 25 (1937)] || zien [RND]
III-1-1
|