20370 |
bruidsjonker |
bruidsjonker:
de broodsjonker (Q086p Eigenbilzen)
|
de bruidsjonker [brönker] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20371 |
bruidsmeisje |
bruidsmeidje:
het broodmétske (Q086p Eigenbilzen)
|
het bruidsmeisje [brönkesje] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20385 |
bruidspaar |
bruidspaar:
broodspaor (Q086p Eigenbilzen),
het broodspoar (Q086p Eigenbilzen)
|
het bruidspaar [N 96D (1989)]
III-2-2
|
23350 |
bruidsportaal |
bruidsportaal:
het broodsportaol (Q086p Eigenbilzen)
|
Vroeger werd een huwelijk soms ingezegend onder de kerkdeur of in een zijportaal. Hoe noemde men die plek [huwelijksdeur, bruidsportaal]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20372 |
bruidssluier |
bruidssluier:
de broodsslijer (Q086p Eigenbilzen),
voile:
voile (Q086p Eigenbilzen)
|
de sluier van de bruid, trouwsluier [sleuer] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20375 |
bruidsstoet |
bruidsstoet:
broodsstoet (Q086p Eigenbilzen),
de broodsstoet (Q086p Eigenbilzen)
|
de bruidsstoet [broeds-tsoch] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20390 |
bruiloft |
bruiloft:
broolif (Q086p Eigenbilzen),
de brolof (Q086p Eigenbilzen),
1a-m; 22, 29b;
brolef (Q086p Eigenbilzen)
|
bruiloft [ZND 01 (1922)] || de bruiloft, het huwelijksfeest [hoeëchtsiet] [N 96D (1989)] || de ereboog voor het bruidspaar [N 96D (1989)]
III-2-2
|
18364 |
bruine gebreide dameskous |
bruine hoos:
bruin wuse (Q086p Eigenbilzen)
|
dameskousen, bruine gebreide ~ [sjanskouse] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21573 |
brutaal |
assurant:
hè es essərant (Q086p Eigenbilzen),
astrant:
astrant (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen)
|
geen schaamte hebbend [(zeer) brutaal, astrant, frech, vrank, frank] [N 87 (1981)] || hij is vrijpostig (strant, astrant) [ZND 32 (1939)] || zeer onbeschaamd, zeer brutaal [astrant, ekstrant, onbeschoft] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
25116 |
bui, regenbui |
schoer:
sjoer (Q086p Eigenbilzen)
|
regenbui, korte periode van regen [frontbui, gurze, schoer] [N 81 (1980)]
III-4-4
|