20223 |
buurman |
gebuur:
geboer (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen),
gəboer (Q086p Eigenbilzen)
|
buurman [ZND 17 (1935)], [ZND 22 (1936)] || iemand die naast ons woont [naober, buur, buurman] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24063 |
buurmeisjes van een gestorven kind |
schoolkinderen:
de sjol kinner (Q086p Eigenbilzen)
|
De buurmeisjes van een gestorven kind [Lievevrouwemeisjes]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20241 |
buurt |
geburen:
de geboere (Q086p Eigenbilzen),
hē wunt in də gəbuerən (Q086p Eigenbilzen)
|
het deel van een stad of dorp waarvan de bewoners elkaar goed kennen [buurt, gebuurt, geburen, naoberschap] [N 90 (1982)] || Hij woont in de buurt [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
21304 |
buurvrouw |
gebuurster:
gəboerstər (Q086p Eigenbilzen)
|
buurvrouw [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
22411 |
caleidoscoop |
caleidoscoop:
caleidoscoop (Q086p Eigenbilzen),
loerbuis:
loerbijs (Q086p Eigenbilzen)
|
een kijker die eenvoudige daarin gelegde kleurige voorwerpjes veelvoudig weerspiegelt en zo regelmatige bij de geringste beweging telkens afwisselende figuren vertoont [caleidoscoop, kijkbus] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
23398 |
calvarieberg op het kerkhof |
calvarie (<lat.):
n kalvare (Q086p Eigenbilzen)
|
Een beeld van Maria die het dode lichaam van Jezus op de schoot draagt, piëta [moeder van smarten?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21228 |
calèche -> sjees? |
sjees (<fr.):
sjees (Q086p Eigenbilzen)
|
een licht, vierwielig rijtuig [caleche, kales] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24604 |
canadapopulier |
canadas:
canadas (Q086p Eigenbilzen)
|
De canadese populier; kruising tussen de zwarte populier en amerikaanse soort (canada, kana, klaterboom, canadas, canidas, gauwgroot). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
23581 |
canon |
canon (lat.):
canon (Q086p Eigenbilzen)
|
Het op het sanctus volgende hoofdgedeelte van de mis, de canon = eucharistisch gebed. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23643 |
canonborden |
canonborden:
de canonborden (Q086p Eigenbilzen)
|
De canonborden op het altaar. [N 96B (1989)]
III-3-3
|