24915 |
dal, vallei |
dal:
del (Q086p Eigenbilzen),
laagte:
leegtə (Q086p Eigenbilzen),
zonk:
zonk (Q086p Eigenbilzen)
|
dal, vallei, stuk land dat gelegen is tussen meerdere heuvels of bergen [del] [N 81 (1980)] || laagte (tussen 2 heuvels) [ZND 29 (1938)] || laagte, slenk, stuk land dat gelegen is tussen twee heuvels [diepte, zonk, zink, put, kwacht, zomp, zak, slaai] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21172 |
dam |
dam:
dam (Q086p Eigenbilzen)
|
de in en dwars over een water opgeworpen wal die dient om het water te keren, de stroom te leiden of te verdelen (dam, menuët) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18706 |
damesblouse |
bloes:
blus (Q086p Eigenbilzen)
|
damesblouse, te dragen bij een rok [bloes, stelsel, jak, beskien, kazevek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
21128 |
damesfiets |
vrouwenfiets:
vrewwefits (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen),
wijverfiets:
Note: zie ook opmerkingen van de invuller op bladzijde 1 en 6!
wever fits (Q086p Eigenbilzen),
wijvervelo:
Note: zie ook opmerkingen van de invuller op bladzijde 1 en 6!
wever vulo (Q086p Eigenbilzen)
|
Hoe noemt u in uw dialect: een rijwiel waar vrouwen op rijden [N 99 (1991)]
III-3-1
|
18409 |
dameshoed? |
hoed:
hut (Q086p Eigenbilzen)
|
dameshoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18207 |
dameskous? |
hoos:
wûze (Q086p Eigenbilzen),
vrouwluihoos:
vraeliewûze (Q086p Eigenbilzen),
wijverhoos:
weverwuzze (Q086p Eigenbilzen)
|
Vrouwenkousen [kousen, hosen] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18263 |
damesmantel |
jas:
jas (Q086p Eigenbilzen),
mantel:
mantəl (Q086p Eigenbilzen)
|
damesmantel; inventarisatie huidige uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || damesmantel; inventarisatie vero uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18577 |
damesonderbroek |
onderbroek:
onderbruk (Q086p Eigenbilzen),
slipje:
slipje (Q086p Eigenbilzen),
slipke (Q086p Eigenbilzen),
vrouwenonderbroek:
vraeweonnerbruk (Q086p Eigenbilzen),
vrewwe-onnerbruk (Q086p Eigenbilzen)
|
Onderbroek voor vrouwen. [DC 62 (1987)] || Vrouwenonderbroek [ook: slipje?] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
19633 |
dampen |
dampen:
dampə (Q086p Eigenbilzen)
|
dampen, wasemen [ZND 33 (1940)]
III-2-1
|
17702 |
darm |
darm:
dèrm (Q086p Eigenbilzen)
|
darm, darmen [N 10b (1961)]
III-1-1
|