22674 |
doedelzak |
doedelzak:
doedelzak (Q086p Eigenbilzen),
In de kazerne was de vlaggegroet dagelijks met doedelzak. "Hoorndul"werden wij.
doedelzak (Q086p Eigenbilzen)
|
het blaasinstrument dat bestaat uit een leren zak waarin de speler lucht blaast die hij dan door druk met de arm in een soort schalmei met toongaten blaast; andere schalmeien aan de zak blijven dezelfde toon geven [doedelzak, doerelzak, moemelzak] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
18252 |
doek |
doek:
doek (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen)
|
doek [ZND 23 (1937)]
III-1-3
|
18288 |
doek -> [wld iii 2.2] |
witte doek:
ənə wittən doek (Q086p Eigenbilzen)
|
een witte doek [ZND 23 (1937)]
III-1-3
|
22873 |
doel |
goal (eng.):
goal (Q086p Eigenbilzen)
|
Het doel. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
22350 |
doel bij verstoppertje spelen |
pot:
pot (Q086p Eigenbilzen)
|
het doel bij het verstoppertje spelen [buut] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
17925 |
doelloos friemelen |
friemelen:
friemele (Q086p Eigenbilzen),
vriemel(n) (Q086p Eigenbilzen)
|
Doelloos met de handen spelen (haffelen, friemelen, krawietelen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
22876 |
doelman |
keeper (eng.):
kipper (Q086p Eigenbilzen)
|
Doelverdediger. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
22872 |
doelpunt |
goal (eng.):
goal (Q086p Eigenbilzen)
|
Doelpunt. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
21290 |
doen vechten |
aaneenzetten:
Van Dale: aaneenzetten, 3. (gew.) tegen elkaar ophitsen.
zatən he:lə waert o.ni:n (Q086p Eigenbilzen)
|
Hij deed geheel de wereld vechten. [RND]
III-3-1
|
25020 |
dof, gedempt van geluid |
dof:
dof (Q086p Eigenbilzen)
|
niet helder, gedempt, gezegd van een geluid [grof, dof, hol, schor] [N 91 (1982)]
III-4-4
|