e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

Gevonden: 4312
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
draaipin van een zware deur of poort har: hǭr (Eigenbilzen) Aan de onderkant (soms ook bovenkant) draait een zware deur of poort op een ijzeren pin die een deel van het gewicht opvangt en voorkomt dat de deur scheef komt te hangen. De benamingen voor deze zware draaipin hangen soms samen met die voor de scharnierpinnen aan de zijkant van de deuren; zie daarvoor de aflevering over de huizenbouw, deel II, afl. 9. Voor het type turen, vergelijk Rhein.Wb s.v. Turen. Achter in het lemma zijn enkele benamingen apart opgenomen voor de holte (vaak een steen) waar de pin in draait. [N 4A, 50; monogr.] I-6
drachtige merrie volle meer: vǫl mɛ̄r (Eigenbilzen) De merrie "behoudt", als men na een drietal weken zekerheid heeft dat ze drachtig is; bij een miskraam "verwerpt" ze. [JG 1a, 1b; N 8, 50a] I-9
draden of randen van peulvruchten vamen: vèèm (Eigenbilzen) [Goossens 2c (1963)] I-7
dragen dragen: draogən (Eigenbilzen) dragen [ZND 25 (1937)] III-1-2
dragen, gezegd van ijs dragen: (= dragen).  het ees dreeg (Eigenbilzen), houden: (= houden).  het ees hult (Eigenbilzen) dragen gezegd van ijs waarop men kan lopen [lijden, helen, houden] [N 81 (1980)] III-4-4
drager van de doodskist drager: de droagers (Eigenbilzen), drèger (Eigenbilzen) een drager van de lijkkist [dreëjer] [N 96D (1989)] III-2-2
drager van het baldakijn hemeldrager: den hiemeldroager (Eigenbilzen) Een drager van de troonhemel [himmelsdreëjer]. [N 96C (1989)] III-3-3
drager van het kerkvaandel vaandeldrager: de voandeldroager (Eigenbilzen) De drager van het vaandel [vanedreëjer]. [N 96C (1989)] III-3-3
dragon dragon: dragon (Eigenbilzen, ... ) Dragon; een overblijvende plant met smalle gaafrandige bladeren en 3 mm grote bloemhoofdjes waarvan de jonge bladeren dienen als specerij in sla en bij het inmaken van augurken, zilveruitjes, etc. (drakewortel, kloppenkruid, stragoen). [N 82 (1981)] I-7, III-2-3
draven draven: drǭvǝ (Eigenbilzen) In draf gaan, een actieve twee-tempogang, waarbij een diagonaal benenpaar gelijkmatig wordt opgeheven en weer neergezet, bijv. eerst linkervoorbeen en rechterachterbeen, daarna beide andere benen, met daartussen een zweefmoment. Zie afbeelding 9. [JG 1b; N 8, 81b en 81d] I-9