e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

Gevonden: 4312
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
droog weer droog: dreeg (Eigenbilzen), drééch (Eigenbilzen) droog [DC 45 (1970)], [RND] III-4-4
droogdoek, theedoek schoteldoek: sjweutelduk (Eigenbilzen) Hoe noemt u de doek waarmee men afdroogt? [N105 (2000)] III-2-1
droogte droogte: dreegte (Eigenbilzen) droogte [ZND 33 (1940)] III-4-4
druilerig en koud weer nat (weer): noat wèèr (Eigenbilzen), regenetig: in"van het Fr. "vin"; scherpe e van "met".  ringer etig (Eigenbilzen), vies (weer): vjus wèèr (Eigenbilzen) nat weer [versigheid] [N 81 (1980)] || nat, vochtig, gezegd van het weer [wak, luimerig] [N 81 (1980)] || regenachtig, gezegd van het weer [ruizerig] [N 81 (1980)] III-4-4
druiventros druiventros: droeventros (Eigenbilzen, ... ) [ZND 01 (1922)] [ZND 33 (1940)] I-7
drukken duwen: douwen (Eigenbilzen) Drukken: iets aan een wegende of stuwende kracht onderwerpen (drukken, prangelen, priegelen). [N 84 (1981)] III-1-2
drukknoop pitser: petsǝr (Eigenbilzen) Uit twee helften bestaand knoopje dat sluit door de delen in elkaar te drukken. [N 62, 52; MW] II-7
drukte, gedoe drukte: drèkte (Eigenbilzen) een overvloed van bezigheden, drukte [slemeur, trubbel, navegatie, begankenis, omstand, wiet] [N 85 (1981)] III-1-4
druppel druppel: dreppəl (Eigenbilzen, ... ), drèppel (Eigenbilzen) druppel (water) [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || een afgescheiden, min of meer bolvormig vochtdeeltje [drup, druppel, droppel, drop] [N 91 (1982)] III-4-4
druppen, druppelen kruipen: ps. omgespeld volgens IPA.  kroͅpən (Eigenbilzen, ... ) druppen (door het dak druipen, regenen) [ZND 23 (1937)] || druppen (door het dak regenen) [ZND 01 (1922)] III-4-4