32843 |
evenaar, tweespanszwenghout |
warsel:
wi̯āsǝl (Q086p Eigenbilzen),
warselen:
wi̯asǝlǝ (Q086p Eigenbilzen),
warshout:
wi̯ashǭt (Q086p Eigenbilzen)
|
De balans of het dubbele zwenghout is het dwarse verbindingsstuk tussen een (zwaar) akkerwerktuig en de beide zwenghouten van een tweespan. Zie afb. 99. Bij de betrokken woordtypen hieronder is in (d)wars e.d. steeds de a als klinker aangehouden, ook al beantwoordt aan de dialectvarianten meestal een type met e (dwerg e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het ''...''-gedeelte van sommige varianten zij verwezen naar het lemma ''zwenghout''. De daar onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn in dit lemma door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 34b; N 11A, 104; N 13, 87 add.; N 17, 69b add.; div.; monogr.]
I-2
|
19423 |
fakkel |
fakkel:
fakkel (Q086p Eigenbilzen)
|
In een licht ontvlambare stof gedrenkt stuk hout als verlichtingsmiddel (fakkel, toorts, askel, lont) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
22485 |
fakkeloptocht |
fakkeltocht:
Geen t.
fakkeltoch (Q086p Eigenbilzen),
lichtstoet:
lichstoet (Q086p Eigenbilzen)
|
een optocht s avonds of s nachts waarbij fakkels meegedragen worden [N 112 (2006)]
III-3-2
|
20172 |
familie |
familie:
de heel femiele (Q086p Eigenbilzen),
familie (Q086p Eigenbilzen),
femilie (Q086p Eigenbilzen)
|
het geheel van bloedverwanten van dezelfde naam [familie, volk, parentatie, vriend] [N 115 (2003)], [N 87 (1981)]
III-2-2
|
22664 |
fanfare |
fanfare:
fanfare (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen),
(Recht door zee.)
de fanfare (Q086p Eigenbilzen),
Sub vlùlmer: De fanfare van de proemelêre van vlùlmer kwùmme hij spjùlle in de wei.
fanfare (Q086p Eigenbilzen),
muziek:
Sub tenu (pak): Ze habbe shoon nouw tenus bij t mziek gekrègge.
m`ziek (Q086p Eigenbilzen)
|
een muziekkorps dat bestaat uit koperen blaasinstrumenten en slagwerk [fanfare, fanfaar, muziek] [N 112 (2006)] || Een muziekkorps dat bestaat uit koperen blaasinstrumenten en slagwerk [fanfare, fanfaar, muziek]. [N 90 (1982)] || Fanfare.
III-3-2
|
19142 |
fatsoenlijk |
fatsoenlijk:
Ds ənə fatsoenlijke mins (Q086p Eigenbilzen)
|
Dat is een fatsoenlijk mens. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
24144 |
fazant |
fazant:
fəzant (Q086p Eigenbilzen)
|
fazant (83 bekende jachtvogel; hen bruin en kleiner dan de kleurige haan [N 09 (1961)]
III-4-1
|
22431 |
feest |
feest:
fees (Q086p Eigenbilzen),
feest (Q086p Eigenbilzen),
Sub kèrmisges (kermisgasten): Vrigger mèt de kèrms haoë vr alteed vèèl kèrmisges, dan wjodde nog fees gehage. Vroger waren eer altijd veel kermisgasten, dan werd er feest gehouden.
fees (Q086p Eigenbilzen)
|
De bijeenkomst en samenzijn ter viering van een heuglijk feit of een gedenkdag [feest, kermis, begankenis]. [N 88 (1982)] || Feest. || Het schoonste feest (lidwoord!). [ZND 35 (1941)]
III-3-2
|
23760 |
feestdag van een heilige |
(de) heilige ...:
tes heie den heilige (Q086p Eigenbilzen),
sint:
sint (Q086p Eigenbilzen)
|
De naamdag van een heilige. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23763 |
feestdag van maria |
lieve-vrouwedag:
livevrewwedoag (Q086p Eigenbilzen),
onze-lieve-vrouwedag:
slievenvrèwendaag (Q086p Eigenbilzen)
|
Een feestdag van de H. Maagd Maria in het algemeen (Lievevrouwedag, Mariadag). [N 96C (1989)]
III-3-3
|