32629 |
kunstmeststrooier |
kunstmeststrouwer/-strooier:
[kunstmest]štrø̜i̯vǝr (Q198p Eijsden),
mestspreider:
[mest]šprɛi̯ǝr (Q198p Eijsden)
|
Bedoeld wordt de machine waarmee kunstmeststoffen gelijkmatig over het land worden verspreid. Voor het (...)-gedeelte van de betrokken varianten hieronder zie men de lemmata kunstmest en stalmest. [N P, 9; N 11A, 65b]
I-1
|
19632 |
kussensloop |
kustijk:
køͅštēk (Q198p Eijsden),
sloop:
sjluep (Q198p Eijsden)
|
Hoe noemt u de overtrek van een hoofdkussen? (kussensloop, kussensloof, kussenzak, fluwijn) [N 104 (2000)] || kussensloop [SGV (1914)]
III-2-1
|
18657 |
kussentje op het hoofd |
wis:
WNT: wisch (I), 2) Klein kussen bestaande uit een ineengedraaiden bundel of krans van linnen (of stroo), dat bij het dragen van lasten of het hoofd wordt gelegd. Veroud. doch gewest. nog aangetroffen. vgl. Van Dale II. wis.
wisj (Q198p Eijsden)
|
kussentje op het hoofd bij het dragen van korven [vritsjel, wusj] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
19314 |
kwaadspreekster |
klappei:
klappĕj (Q198p Eijsden)
|
klappei [SGV (1914)]
III-1-4
|
18981 |
kwaadspreker |
kwaadspreker:
koedschprĕker (Q198p Eijsden)
|
kwaadspreker [SGV (1914)]
III-1-4
|
24366 |
kwabaal en puitaal |
kwabaal:
kwaboal (Q198p Eijsden)
|
puitaal (kwabaal) [SGV (1914)]
III-4-2
|
24201 |
kwartel |
kwartel:
kwattel (Q198p Eijsden)
|
kwartel [SGV (1914)]
III-4-1
|
21419 |
kwartje |
willempje:
Algemene opmerking: invuller twijfelt over het spellingssysteem (Veldeke). Aangezien de lijst normaal (dus in gewoon Nederlands) is ingevuld, heb ik de lijst letterlijk overgenomen, dus niet(s) omgespeld!
’n wullemke (Q198p Eijsden)
|
kwartje, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33552 |
kweepeer |
kweepeer:
kwēpər (Q198p Eijsden),
kwiepĕĕr* (Q198p Eijsden)
|
kwee [SGV (1914)] || kweepeer [SGV (1914)]
I-7
|
21344 |
kwellen |
kwellen:
kwĕle (Q198p Eijsden)
|
kwellen [SGV (1914)]
III-3-1
|