28772 |
linnen, linnengoed |
lijnen:
linǝ (Q198p Eijsden),
lijwand:
līvǝnt (Q198p Eijsden)
|
Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.]
II-7
|
17617 |
lip |
lip:
lip (Q198p Eijsden, ...
Q198p Eijsden),
lüp (Q198p Eijsden)
|
lip [DC 01 (1931)], [RND], [SGV (1914)]
III-1-1
|
18051 |
litteken |
lijnteken:
lienteike (Q198p Eijsden)
|
litteken [SGV (1914)]
III-1-2
|
27760 |
loden |
loden:
loden (Q198p Eijsden)
|
Sterk gevolde dichte wollen stof. [N 62, 90; 62, 75f; N 59, 201; monogr.]
II-7
|
34133 |
loeien van de koe in het algemeen |
beuken:
bø̄i̯kǝ (Q198p Eijsden)
|
[N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.]
I-11
|
23311 |
lof |
lof:
ət lof (Q198p Eijsden)
|
het lof [RND]
III-3-3
|
17688 |
long |
long:
long (Q198p Eijsden),
longe (Q198p Eijsden)
|
long [SGV (1914)] || longen [SGV (1914)]
III-1-1
|
34264 |
longen |
longen:
loŋǝ (Q198p Eijsden)
|
De longen of de long van het grootvee in het algemeen. [N 28, 88b]
I-11
|
30081 |
loodplank |
waterpas:
wǭǝtǝrpas (Q198p Eijsden)
|
Instrument om te onderzoeken of iets horizontaal ligt of overal even hoog is. Zie ook afb. 30. De loodplank werd als volgt vervaardigd. In een rechthoekig houten bord sloeg men aan de bovenkant, in het midden, een haak. Vanuit die haak werd een loodlijn getrokken naar de onderzijde van het bord. Aan de haak werd een touw met ijzeren gewichtje (vgl. het schietlood) bevestigd. Als men wilde controleren of een muur waterpas was, werd de loodplank er bovenop geplaatst. Wanneer het gewicht ten opzichte van de streep naar links of rechts uitweek, was de muur niet horizontaal. Naast de vierkante loodplank kende men ook een driehoekig model. [N 30, 12c; monogr.]
II-9
|
24846 |
loof |
blader:
bloi-jer (Q198p Eijsden),
ideosyncr.
blao-er (Q198p Eijsden),
loof:
louf (Q198p Eijsden)
|
bladeren [SGV (1914)] || De bladeren van een boom samen (loof, lover). [N 82 (1981)] || loof [SGV (1914)]
III-4-3
|