18697 |
losse linnen halsboord |
bandje:
bendsje (Q198p Eijsden)
|
halsboord, losse linnen ~ [beurdje, hemdsband] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18699 |
losse manchet |
losse manchet:
losse mansjitte (Q198p Eijsden)
|
manchet, los [hemdsband, toet] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
21218 |
losse plankbrug |
bruggetje:
brókske (Q198p Eijsden)
|
vlonder (vonder) [SGV (1914)]
III-3-1
|
33365 |
losse voerbak voor runderen |
koetrog:
kutrūǝx (Q198p Eijsden)
|
Een losse bak of kuip waarin men het voer aan de koeien voorzet. Bedoeld wordt een bak waar meer dan één rund uit eet (en soms ook drinkt). Waar deze draagbare en ouderwetse bak niet (meer) bekend is, werden benamingen voor de vaste voerbak opgegeven (krib, trog en hun samenstellingen). Oorspronkelijk diende de krib voor het droge voedsel voor runderen en paarden en de trog voor het natte voedsel voor de varkens, maar in de praktijk lopen de termen dooreen. Sommige opgaven betreffen mogelijk ook het vak voor één koe van de in vakken verdeelde voerbak. Vergelijk de lemmata "voer- en drinkgoot" (2.2.14) en "vaste voer- en drink- en voerbak, krib" (2.2.15). [N 5A, 37c; N 18, 130; monogr.]
I-6
|
18317 |
losse zak onder de rok |
losse tas:
losse tes (Q198p Eijsden)
|
tas, losse ~, zak of buidel die onder de rok wordt gedragen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
25217 |
luchtx |
lucht:
log (Q198p Eijsden)
|
lucht [SGV (1914)]
III-4-4
|
19619 |
lucifer |
zwegel:
later
zjwaeëgel (Q198p Eijsden)
|
zwavelstokken, de vroegere lucifers (zwevelstok, -stek, sollefert, solverstekske) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
18918 |
lui |
lui:
ps. boven de j staat nog een lengteteken; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.
lūīj (Q198p Eijsden)
|
lui (traag) [SGV (1914)]
III-1-4
|
21346 |
lui (lieden) |
lui:
lui (Q198p Eijsden),
løͅyj (Q198p Eijsden)
|
lui (lieden) [SGV (1914)] || volk [RND]
III-3-1
|
18878 |
luid schreien |
krijten:
kriete (Q198p Eijsden)
|
krijten [SGV (1914)]
III-1-4
|